Vrijwilligersprijs

Nu het jaar bijna ten einde loopt, is het wel eens tijd om mensen met een groot hart in het zonnetje te zetten. Mensen die zich vrijwillig inzetten voor de mensen die het nodig hebben. In verschillende gemeentes wordt er dan ook jaarlijks een vrijwilligersprijs uitgereikt. En dat moet natuurlijk in ieder gemeente gebeuren.

Wie de prijs in Almere zal krijgen, is wel duidelijk. Grensrechter Richard Nieuwenhuizen van amateurvoetbalvereniging Buitenboys verdient de prijs als geen ander. Afgelopen zaterdag werd hij na een wedstrijd vlaggen in elkaar getrapt en geslagen door een paar onbeschofte jongens. Vervolgens overleed hij aan zijn verwondingen. Nieuwenhuizen was een geliefd persoon bij Buitenboys en was er al jarenlang te vinden als vrijwilliger, want zijn zoon voetbalt immers zelf bij de club. De mishandeling van deze onschuldige grensrechter zette me aan het denken. Mijn vader is ook al jarenlang grensrechter bij de plaatselijke voetbalvereniging. Zelfs nu mijn broertje allang gestopt is met voetballen gaat hij enthousiast door. Iedere zaterdag of zondag staat mijn vader in weer en wind te vlaggen. Ook wanneer de jongens uit zijn team menen dat hij wel wat harder mag rennen langs de lijn. Het zullen wellicht zijn minder fitte benen zijn die niet meer zo meewerken. Die tijd dat hij een jonge god was is immers voorbij. Natuurlijk vlagt mijn vader ook wel eens wedstrijden waarbij de tegenstander ontevreden is of niet tegen zijn verlies kan. Wat nou als mijn vader het slachtoffer was geweest? Verschrikkelijk. Ik denk dat jongeren – en niet alleen de voetbaljeugd – te weinig beseffen hoeveel vrijwilligers waard zijn. Dat die mensen, zoals Richard Nieuwenhuizen, in hun vrije tijd iets voor de club betekenen, dat ze het beste met de club en de leden voor hebben en daarom graag hun steentje bijdragen. De jeugd ziet het als vanzelfsprekend, maar dat is het niet.

Laten we daarom iets meer bewustzijn creëren bij de jeugdleden van sportclubs- en verenigen. In de hoop dat geen enkele familie en vereniging hoeft te doorstaan wat het gezin en de voetbalclub van Richard Nieuwenhuizen nu meemaken. Al die mensen die iets voor anderen betekenen, wat het ook moge zijn, van vrijwilliger bij een buurtvereniging tot aan grensrechter bij een voetbalclub, verdienen net een beetje meer waardering dan ze normaal al krijgen. Omdat we respect hebben voor alles wat ze voor een vereniging over hebben en betekenen voor een ander. Die mensen, stuk voor stuk, verdienen de vrijwilligersprijs.

Vrijwilligerswerk met een gouden randje

Het broertje van een vriendin van mij is een erg leuke oprechte jongen. En gehandicapt. Dat maakt hem tot wie hij is: lief en bijzonder. Hij is achttien, de leeftijd waarop je zou zeggen: oud genoeg om zelf wat extra geld te verdienen. Maar om aan een zakcentje te komen, moet je werken. Het mooie is: de jongen werkt bij de plaatselijke supermarkt in het dorp waar hij woont. Eind goed, al goed. Zou je denken. Maar zo makkelijk is het helaas niet.

Want die paar dagen in de week vakken vullen doet hij voor niets. Loonstrookjes zijn hem onbekend. Terwijl de andere vakkenvullers van zijn leeftijd wel betaald krijgen. Jongens en meisjes die hetzelfde werk doen, maar nooit de stempel ‘lichamelijk beperkt’ op zich geplakt hebben gekregen. Want het broertje van mijn vriendin is echt niet gek. Hij gedraagt zich alleen wat jonger dan hij werkelijk is. Maar voor vakken vullen, klanten helpen en een praatje met ze maken, deinst hij niet terug. De klanten kennen hem en hij kent de klanten. Mensen die, nadat ze door hem zijn geholpen, vaak met een lach de winkel verlaten. “Jongeman, kun jij misschien bij dat pak koekjes daar bovenaan?” Hij draait zich om van zijn werk. Er verschijnt een ondeugende lach op zijn gezicht en hij antwoordt: “Ja hoor mevrouw, dat kan ik wel!”, waarna hij zich weer omdraait en rustig verder gaat met zijn werk. Perplex kijkt de vrouw hem aan en dan barsten ze allebei tegelijk in lachen uit.

De jongen, inmiddels ervaren vakkenvuller, zou ook gewoon betaald moeten worden, maar dat kan niet. Hij zou graag werken om zijn brandstof voor zijn Puch te kunnen betalen, maar brandstof is geen zorg en die heeft hij wel nodig. Om niet gekort te worden op die zorg (persoonsgebonden budget), werkt hij daarom zonder loon. Want wanneer hij wel betaald werk zou doen, zouden zijn ouders minder pgb van de overheid krijgen. Maar zo simpel is het niet. Iemand die een paar uur in de week kan werken, heeft niet opeens minder zorg nodig. Dus gaat de jongen vrolijk en van niets wetend door met zijn werk. Vrijwilligerswerk met een extra gouden randje.

Deze column is tevens verschenen op http://www.stichtingmeo.nl.

 

Clubmoeder

Elke club of vereniging heeft zijn eigen clubmoeder. Dat is de vrouw met de liefste lach, de zachtste stem, de warmste handen en de grootste schoot. De ‘mama’ bij wie iedereen zonder problemen terecht mag en kan. Alle kinderen – van jong tot oud – zijn dol op haar. En alle ouders zijn blij met zo’n vrijwilligster.

Zo had ik zelf zo’n zes jaar lang een lievelingstrainster. Annemieke. Vroeger deed ik namelijk aan wedstrijdzwemmen. Soms fanatiek, meestal niet. Mijn lievelingstrainster wist daar alles van. Gelukkig zei ze er nooit zo veel over. Echt boos kon ze ook nooit op mij en mijn beste vriendin worden. Veel belangrijker was dat we plezier hadden in wat we deden en dat we met een lach op onze gezicht naar het zwembad kwamen. Stiekem vond ze onze streken veel te leuk.

In het zwembad waar ik drie keer in de week trainde, was het verplicht om te douchen voor je het water in ging. Dat betekende dat je na het douchen zeiknat op een bankje zat te druipen, luisterend naar de trainers die instructies gaven over welke slag en hoeveel meter we moesten zwemmen. Maar sprietjes al mijn vriendin en ik waren, hadden we het na de eerste paar minuten van zo’n uitleg al ijskoud. Dat douchen sloegen wij dan ook iedere keer gewoon over. Tot Annemieke het in de gaten kreeg. Moeders ontdekken alles. Natuurlijk. Zonder douchen kwamen we het zwembad niet meer in. Zoals echte moeder betaamt, hield ze ons dan ook in de gaten. Hadden we drogen haren, dan hadden we niet gedoucht. De oplossing was simpel: voortaan maakten mijn vriendin en ik onder de douche alleen onze haren nat. Kou lijden hoefde niet meer en een wijzende vinger van Annemieke richting de douche was ook verleden tijd.

De clubmoeder is er eentje die iedereen gelijk behandelt en die ieder kind of jongere even lief vindt. Een echte knuffelmama. Dat was Annemieke ook. Bij haar kon je altijd uithuilen, al je problemen neerleggen en niks was te gek. Ook wanneer het privé even niet lekker ging hoefde je maar te bellen en de thee stond al op de tafel nog voor je opgehangen had. Naar je eigen moeder luisteren deed je liever niet. Maar zo’n tweede moeder met al haar wijze lessen, dat was eigenlijk toch wel heel handig. Soms vraag ik me dan ook af hoe ik haar moet bedanken. En dan realiseer ik me weer dat ik zelf door moet gaan met vrijwilligerswerk. Iets betekenen voor een ander is het meest dankbare wat er is. Want als Annemieke me niet al die keren had laten verkleumen langs het bad, was ik niet die harde tante geworden die ik nu ben.

Deze column is tevens verschenen op http://www.stichtingmeo.nl.

Olympisch feestje met een beetje sport

Nog een maand en Londen zal bijna vier weken lang verlicht worden door de Olympische vlam. De hele wereld draait dan om de Engelse hoofdstad. En sport, zou je denken. Maar dat valt nog vies tegen. Vorige week was ik in Londen om samen met een vriendin, die net als ik journalistiek studeert, verslag te doen van het verhaal achter de Olympische Spelen. Het evenement draait misschien een klein beetje om sport. De rest, bijna alles dus, om geld.

De Spelen zijn voor Engeland een mooie manier om aan de wereld te tonen wat ze in huis heeft. Overal op straat hangen posters en billboards van de aankomende Zomerspelen. Iedereen mag zien hoe groots en professioneel het gaat worden. De grootste blikvangers zijn die van hoofdsponsors Mac Donalds en Coca Cola. Dat het evenement om sport zou moeten gaan, zijn de regering en het Olympisch Comité even vergeten. Frisdrank en fastfood zijn misschien niet de meest logische keuzes, maar wel een makkelijke manier voor de regering om geld te verdienen. De Olympische Spelen lijken een politiek spelletje te worden, terwijl het zou moeten draaien om het verbinden van mensen en sport.

Zo worden de Spelen van Londen ook gepresenteerd. Toch is het tegendeel waar. De achtergestelde, vervallen wijk East End in het oosten van Londen, zou het centrum van de Spelen worden. Er werd een luxe Olympisch Park uit de grond gestampt, het Stratford Stadium, wat goed zou zijn voor de werkgelegenheid onder de lokale bevolking . Later bleek dat de meeste banen allang ingevuld waren door de werknemers van de ingehuurde bedrijven. De voornamelijk Indiaase en Pakistaanse bewoners van East End zitten nu nog steeds zonder werk. Daarnaast hebben ze nog een terechte reden tot onvrede. De route van de Olympische marathon zou door hun wijk lopen en de finish zou het Stratford Stadium zijn. Ook aan die belofte hebben de hoge piefen van het sportevenement zich niet gehouden. Volgens hen zou de marathon te grote verkeerschaos teweeg brengen. De marathonrenners zullen daarom finishen bij Buckingham Palace. Inderdaad: in het rijke westen van Londen.

Engeland heeft nog meer trucjes bedacht om aan de wereld te tonen wat ze allemaal kan. De beveiliging is dan ook extra goed geregeld. Tijdens de Spelen lopen er meer troepen op straat rond dan er op dat moment in Afghanistan zitten. In de buurt van het Stratford Stadium staan raketwerpers klaar én alle politieagenten dragen straks een geweer, terwijl ze dat op gewone dagen ook niet hoeven. Bangmakerij, vinden veel Londenaren. De meesten van hen zeggen tijdens de Spelen de stad te verlaten. Gelijk hebben ze. Een feestje dat alleen van de elite is, is geen echt feestje.

Deze column is tevens verschenen in De Wijkkrant te Waalwijk van zondag 1 juli 2012.

Onbeschaafdheid in de politiek

Ongevraagd vrouwen in boerka’s filmen, dit filmpje op YouTube en Facebook zetten, voorzien van de begeleidende tekst: ‘tuig uit de islamitische zandbak’. Sam van Rooy deed het. Wie? Sam van Rooy. Je kent hem niet? Je bent niet de enige. Tot zaterdagmiddag kende niemand hem. Vroeger was deze Vlaming een profwielrenner in België, maar tegenwoordig is Sam van Rooy beleidsmedewerker bij de PVV, mijn zéér geliefde Partij voor de Vrijheid. Ahum. Hij is geen Kamerlid of zelfs fractievoorzitter, nee hoor, ‘gewoon’ een medewerker. Maar wel een brutale medewerker.

In het filmpje is eigenlijk maar weinig te zien. Je ziet hoe Van Rooy in een winkelcentrum in Scheveningen de vrouwen in boerka volgt en hen filmt. Ondertussen wordt er niet gesproken met elkaar. Vervolgens heeft hij het filmpje op YouTube geplaatst. De titel luidt: ‘Scheveningen anno 2011: kiemen van achterlijkheid’. Daar bleef het echter niet bij. Hij zette het filmpje ook op zijn Facebookpagina en schreef erbij: ‘Opeens kwam dat tuig langslopen. Dus besloot ik ze maar gelijk te filmen. Of moet ik het normaal vinden dat mijn rust in Scheveningen wordt verpest door dat soort geïmporteerde achterlijkheid van de islamitische zandbak?’

Asociaal, onfatsoenlijk en onbeleefd, dat is het. Zoiets doe je niet. Waar gaat het heen met onze beschaving, vraag ik me dan af. Die vrouwen vielen niemand lastig, ze waren alleen maar aan het winkelen, zoals ieder ander daar zijn tijd mee vult. En dan kun je, zoals Sam van Rooy en de rest van de PVV, nog wel zeggen dat je niet iets hebt tegen individuele moslims, maar wel tegen de Islam als ‘politieke religie’, dat is nog geen vrijbrief om ongevraagd onschuldige moslimvrouwen te filmen en deze beelden op internet te verspreiden voorzien van onbeschaafd commentaar. Zeker niet als je een voorbeeldfunctie hebt naar de rest van de maatschappij. Wanneer je beleidsmedewerker bij een politieke partij bent, dan heb je dat. Meneer Van Rooy, u moet zich schamen.

Gelukkig kwam diezelfde zaterdag de mededeling dat de PVV Sam van Rooy op non-actief had gesteld: ‘We hebben de heer Van Rooy direct op non-actief gezet. Dit filmpje gaat ons veel te ver. Het is jammer dat deze vrouwen boerka’s dragen en we zien graag een boerkaverbod, maar deze vrouwen zijn geen tuig. We betreuren de gang van zaken zeer,’ aldus de PVV. Toch zorgde dit nog steeds voor ontevreden geluiden. Men was lichtelijk verbaasd, dergelijke uitspraken door PVV’ers zijn immers ‘normaal’ geworden. Bij sommigen rees ook de vraag: waarom wordt Van Rooy meteen op non-actief gesteld en kan Geert Wilders wel alles zeggen wat hij wil? Geert is vaak genoeg beledigend bezig met zijn uitspraken, maar nog altijd fractievoorzitter van de PVV, zonder ook maar één keer geschorst te zijn. Ik vind het volkomen terecht dat Van Rooy geschorst is. Zouden ze bij Geert ook eens moeten doen, misschien bindt hij dan eindelijk eens in. Tot die tijd zal ik maar gewoon moeten blijven accepteren dat we van die gekken in en rondom onze Tweede Kamer hebben zitten.

Amai, Sammeke dan toch, spring nu maar snel op je wielrenfiets – daar was je ooit wél goed in – en haast je naar België. De politiek daar wacht met smart op je.

Jeugdsentiment

Afgelopen zaterdag was ik in de Winter Efteling. Ik waande mij weer een dag in ‘De wereld vol wonderen’, zoals de slogan in de televisiecommercial van het welbekende pretpark zo mooi luidt. De dingen die ik vroeger zo leuk vond, waren nu niets meer dan gewoon een attractie. Carnaval Festival, Fata Morgana, Pandadroom, ze raakten me niet meer zoals ze dat vroeger deden. Toch voelde ik me die dag in de Efteling weer even kind. Ik kreeg weer dat gevoel wat ik als klein meisje van zes ook altijd had, zodra ik door de poort het park in kwam.

Het sprookjesbos waar je uren kon dwalen. Op zomerdagen kon ik me hier hele middagen vermaken. De speeltuinen waar je de leukste speeltoestellen had staan. Het water waar je zelfs in kon zwemmen en natuurlijk de vliegende Fakir op het zwevende tapijt. Ademloos kon ik toekijken. Hoe kan het dat hij op een tapijt zit dat door de lucht vliegt, vroeg ik mijzelf iedere keer weer af. Verbaasd was ik en niemand kon het me vertellen. Mijn ouders hebben dan ook uren met een gapend kind naar het tapijt moeten kijken. De Efteling deed indirect ook nog iets goeds met de kinderen. Ze zorgden er namelijk voor dat afval weggooien nog nooit zo leuk werd. Holle Bolle Gijs lokte met zijn ‘Papier hier!’ ieder kind naar zich toe. Ruzies tussen broertjes en zusjes over wie wat weg mocht gooien, waren dan ook heel gewoon. Pardoes was de favoriet van iedere kleuter. Zodra hij verscheen, wilde iedereen met hem op de foto en deze vrolijke pop een handje geven. Mijn held is Pardoes nooit geworden. Mijn heldin was Nijntje.

Jeugdsentiment dus. Het blijft leuk om herinneringen op te halen aan vroeger. Het zijn vaak van die kleine dingen die het ‘m doen. Of wanneer je iets ruikt en door dat geurtje herinnerd wordt aan bepaalde momenten, bijzondere momenten die je altijd zijn bijgebleven.

Iedere keer wanneer ik een liedje van K3 hoor, moet ik terugdenken aan die keer dat ik acht jaar was en samen met mijn moeder voor het eerst naar een concert ging. Niet dat je het nou echt een concert kon noemen, maar dat doet er niet toe. Het was heel wat dat ik naar een concert van K3 ging. Veel vriendinnetjes uit mijn klas waren er ook met hun moeder. Trots dat we waren. Onze staartjes wapperden dan ook swingend mee op de maat, terwijl wij dezelfde pasjes dansten als de dames van K3.

Blijkbaar had ik iets met die Belgen, want Samson en Gert zijn me ook altijd bijgebleven. Iedere zondagmorgen stonden mijn broertje en ik op tijd naast ons bed om beneden de televisie aan te zetten en Samson en Gert te kijken. Alle liedjes konden we op den duur met ze meezingen. Dat was ook niet zo gek. We hadden een CD van het vrolijke duo in de auto liggen. Ieder ritje werd de CD plat gedraaid.

Ik vind het heerlijk om al die jeugdherinneringen er midden op de dag even bij te halen. Of wanneer ik ’s avonds in bed lig en niet kan slapen. Vroeger zei mijn moeder dan altijd: “Als je niet kunt slapen, moet je aan leuke dingen denken. Als je dat doet, val je zo in slaap.” Nu pas ik dat trucje nog steeds toe. Ik sluit mijn ogen en ga terug in de tijd. Ik ruik de kinderjaren weer. Die geur maakt veel goed en zorgt voor genoeg mooie dromen. Dromen over vroeger.

De straat op!

Fietsen is iets wat ik dagelijks doe. Naar de bus, naar de supermarkt, de stad, vrienden, noem het allemaal maar op. Niets bijzonders, zal je denken. Dat is ook zo. Maar toen ik een paar dagen geleden op weg was naar de stad en langs mijn oude basisschool reed, zag ik op het grasveld langs de weg toch wel een heel opvallend spandoek hangen. ‘Hier geen hondendrol, maar kinderlol’, stond er met dikke zwarte letters op. Kort maar krachtig. De boodschap was duidelijk. Op dat grasveld hoorden kinderen te spelen. Voetballen, tikkertje, verstoppertje; de welbekende kinderspelletjes. Buitenspelen, dat is wat kinderen moeten kunnen doen. Schijnbaar was dit op het bewuste grasveld niet meer mogelijk. Hondendrollen maakten het onmogelijk om met schone schoenzolen van het veld af te komen.

Dit zette mij aan het denken. Tegenwoordig zie je helemaal niet meer zo vaak kinderen buiten, die plezier maken en spelletjes spelen. Computers hebben het gewonnen van de straat. Kinderen zitten alleen nog maar binnen vastgeketend aan hun computer. MSN, Hyves, games en noem het allemaal maar op, zijn veel interessanter geworden dan het buitenspelen. Zonde, want buiten kun je zo veel leuke dingen doen. Maar waarom zou je naar buiten gaan om met je vriendjes en vriendinnetjes te spelen en te kletsen als je dit ook achter de computer kunt doen door middel van chatten? Hoezo tikkertje, verstoppertje, Tien tellen in de Rimboe en Spoorzoekertje? Je kunt op internet allerlei spellen spelen, die veel spannender zijn en ook nog eens een stuk gevaarlijker. Oorlog voeren, schieten met geweren, dat is toch stoer? Nee, voor het beleven van een avontuur hoeft een kind echt niet meer de buitenwereld in, dit kan heel gemakkelijk in een virtuele wereld.

Dat vind ik jammer. Buitenspelen hoort in mijn ogen in het Nederlandse straatbeeld. Het hoort vanzelfsprekend te zijn dat op straat kindergeluiden klinken en je naast het blaffen van een hond ook gegiechel en pret hoort van de kinderen uit de wijk. Ik weet nog dat ik vroeger altijd buiten speelde. Of het nu winter of zomer was, dat maakte voor ons niets uit. Als het sneeuwde, maakten we een sneeuwpop of hielden we een sneeuwballengevecht. Handschoenen aan, muts op, sjaal om en we waren er helemaal klaar voor. In de zomer, wanneer het ’s avonds lang licht bleef, waren we al helemaal vaak buiten te vinden. Alle kinderen uit de buurt verzamelden zich in de speeltuin. Hier werden allerlei spelletjes bedacht. Creatieve breinen waren er genoeg. Met de meisjes uit de buurt spraken we vaak af dat we de poppen meenamen. Als echte moedertjes in spé liepen we op straat met kinderwagens, kleertjes voor de poppen, luiers, dekentjes en flesjes. Overal werd aan gedacht. Iedereen zorgde voor wat te eten en het picknicken kon beginnen. Naast de speeltuin was een groot grasveld met twee doelen. Hier waren altijd voetballende jongens te vinden. Toen we wat ouder werden, organiseerden we heuse slagbaltoernooien. Fanatiek als we waren, deed ieder team zijn best om te winnen. Naast het feit dat we plezier maakten, waren we ook nog eens sportief bezig.

Alleen al daarom moeten kinderen de straat weer op. In plaats van dat al die volwassenen over het dikker worden van kinderen blijven klagen en zeuren, moeten ze hun kinderen naar buiten sturen. Buitenspelen is dus niet alleen goed voor de dagelijkse beweging van kinderen. Naast het feit dat ze sportief bezig zijn, zijn ze ook nog eens met andere kinderen in de weer. Ze moeten samenwerken, aan een ander denken en hebben plezier met elkaar. Op sociaal gebied worden ze hier ook alleen beter van. Twee vliegen in één klap dus. Beste ouders, stuur je kind de deur uit. Lieve kids, maak dat je wegkomt. Hup, de straat op! Mocht je in een hondendrol stappen, klop dan maar bij mij aan. Ik zal jullie schoenen wel ontdoen van die rotzooi, zolang jullie maar buitenspelen.

Een dodelijke ontdekking

Elf dagen geleden, maandag 1 november 2010, was de dag dat mijn leven voorgoed veranderde. Ja, echt waar. Ga er maar eens even goed voor zitten. Ik zal je vertellen welke ontdekking ik die dag deed. Het gebeurde tijdens een college ‘Achter Het Nieuws’. Het was nog vroeg en ik had dan ook geen zin om verhalen over de lokale politiek aan te horen. Overigens was net het nieuws bekend dat Harry Mulisch was overleden. Via internet kwamen Merel en ik er achter dat Mulisch een zoon had. Menzo genaamd. Deze jongen bleek achttien te zijn. Net zo oud als wij. Je ziet het al aankomen: wij waren natuurlijk erg benieuwd naar deze jongeman. Wie weet was hij wel knap.

Daarom besloten wij zijn naam te googelen. De zoekresultaten brachten ons helaas niet bij foto’s van de voor ons mysterieuze Menzo Mulisch, maar wel bij iets anders. Via Google kwamen we op de website www.sterfdatum.nl terecht. De site trok meteen onze aandacht en we klikten de link aan. Het bleek dat je een vragenlijst in moest vullen en dat de site hierna berekende wanneer je dood zou gaan. Je precieze sterfdatum zou vervolgens op het scherm komen te staan. De nieuwsgierigheid won het van onze angst en na enig getwijfel besloten we toch de vragenlijst in te vullen.

Vijf minuten later was het zover. Mijn sterfdatum was berekend en verscheen op mijn beeldscherm: “Daphne van Breemen zal overlijden op vrijdag 26 juni 2082 in de leeftijd van 89 jaar.” Om het af te maken stond er een heuse overlijdensadvertentie bij met de tekst: “Ik laat niemand achter, maar ben iedereen voor.” Mijn overlijdensadvertentie werd afgesloten met de woorden: “Daphne hield van bloemen.” Fijn, wist ik dat ook weer.

Ik word dus 89 jaar en dat vind ik helemaal niet zo erg. Het is een mooie leeftijd. Niet iedereen kan zeggen dat hij zo oud wordt. Toch jammer dat ik nooit zal kunnen zeggen dat ik de negentig gehaald heb. Maar goed, je kunt natuurlijk niet alles hebben. Na dit geruststellende bericht realiseerde ik me dat ik dus nog 71 jaar te gaan heb tot mijn dood. Jaren genoeg om te genieten van het leven, om alle dingen te doen die ik nog wil doen en om mezelf te zien veranderen in een oud grijs dametje.

Nog even, voor ik het vergeet: via deze weg wil ik jullie allemaal uitnodigen om op maandag 29 juni 2082 naar mijn begrafenis te komen. Iedereen is van harte welkom, dus noteer het alvast in je agenda. Tijd en plaats zijn nog onbekend, deze informatie volgt tegen die tijd. En nog iets: vergeet vooral de bloemen niet.

Brief aan mijn jongere ik

Voor jou,  


Dag meisje dat altijd lacht. Jij, nieuwsgierig als je bent, vraagt je vast af waarom je deze brief van mij krijgt. Een brief van jezelf, twaalf jaar later. En nog meer vraag jij je waarschijnlijk af waarom ik je zo raar aanspreek en je niet gewoon bij je voornaam noem. Dat ga ik je allemaal vertellen. Heb nog even geduld, het wordt zo allemaal duidelijk.

Moet je jou daar nu zien zitten in de tuin. Het is volop zomer en je geniet van de vakantie. Je geniet van de zon en de witte vlindertjes die voorbij vliegen. Met vlinders ga jij later nog een hoop hebben. Ze staan symbool voor wie jij bent. Je beschrijft er je leven mee. Jij ziet jezelf straks als een vlinder, wanneer je achttien bent en dezelfde leeftijd hebt als ik nu heb. Je bent dan een jonge vrouw, die de weg van rups naar vlinder heeft afgelegd. Nu ben je nog een rupsje, een klein meisje van zes jaar. Misschien moet ik je daarom wel ‘rups’ noemen. Je zegt zelf namelijk tegen je broertje dat je al een ‘grote meid’ bent. Je bent jong, nog niet zelfstandig en afhankelijk van anderen, maar je zou wel graag zelfstandig zijn. Het liefst ontpop jij je van rups naar vlinder, maar zo makkelijk gaat dat niet. Je moet eerst nog een hoop dingen leren en veel meemaken. Maar dat komt wel goed de komende twaalf jaar.

Wanneer je achttien bent en je de middelbare school achter je laat om Journalistiek te gaan studeren, wil je echt zelfstandig zijn. Je hebt dan de weg naar volwassenheid bereikt en vliegt als vlinder verder. De wijde wereld is het doel dat jij voor ogen hebt. Je gaat niet ver van huis, maar toch. Waalwijk verlaat je voor Tilburg. De plek die altijd je thuis is geweest, waar je zoveel mooie herinneringen aan hebt, ga je verruilen voor een stad die er toe doet. De stad waar het leeft, waar het druk is en jij je geen moment verveelt. Je krijgt er nieuwe vrienden, ontmoet er mensen die net zo zijn als jij. Nu vraag jij je af wat ik bedoel, hoe jij dan bent. De zon schijnt fel daar in de tuin, je knijpt je oogjes fijn. Met mensen die net zo zijn als jij, bedoel ik mensen die ook van schrijven houden, mensen die begaan zijn met de wereld om hen heen. Zo ben jij ook. Ja jij, dat meisje met die vrolijke vlechtjes in het haar en je favoriete jurkje aan. Ik zie je wel stiekem in het raam gluren, ontdekkend dat je een raam heel goed als spiegel kunt gebruiken. Je voelt je weer net zo mooi en trots als toen je bruidsmeisje was op de bruiloft van je oom en tante.

Ik wil je ook vertellen dat je later heel veel schrijft. Nog meer dan dat je nu al doet. Je gaat verhalen schrijven en allerlei gedachtes op papier zetten. Gedachtes die je met de mensen om je heen deelt. Je houdt er straks van om met woorden en zinnen te spelen, dit is terug te zien in de gedichten die je schrijft. Je droomt er van om later een eigen roman of gedichtenbundel te schrijven. Een eigen column in de krant zie je ook wel zitten.

Je leest het: dromen heb je genoeg. Nee, na twaalf jaar is er niets veranderd. Een dromer ben je nog steeds. Soms leef je in je eigen wereldje, maar ik kan je zeggen: het is heerlijk.

Verder ben je ontzettend positief en lach je altijd. Daar sta je zelfs een beetje bekend om. Hebben mensen het over jou, dan krijg je te horen: “Daphne, dat meisje dat altijd lacht.” Jij vindt dat je moet genieten van het leven en doet dit als studente dan ook vol overgave. Uitgaan behoort tot je wekelijkse bezigheden. Een drankje doen met vrienden in de kroeg, muziek op de achtergrond, leuke mannen om je heen en je bent al gauw tevreden.

Tja, die mannen dus. Toen je die eenmaal ontdekt had, wist je niet meer van ophouden. Tenminste, met het stappen vond je het heerlijk om succes te boeken. Maar lieve Daphne, onthoud goed: als jij straks gaat stappen, besef dan dat je succes niet altijd als een prijs moet zien. Op succes moet je trots zijn. Laat het dus niet uit de hand lopen, want dan ben je het succes niet waard.

Ik had het net al met je over de mannen. Laat ik daar maar meteen wat meer over vertellen en je wat dingen zeggen over de liefde. Je komt er vanzelf achter dat de liefde net zoals de wind langs de seizoenen reist. Soms is de liefde kil en guur, waardoor je koud van binnen wordt. Huiverig, net als in de winter. Maar de liefde heeft ook een andere kant. Liefde kan heel mooi zijn. Zo mooi, dat je het er warm van krijgt. Warm, omdat je merkt dat de passie overal is. Vergelijk het met een zwoele zomeravond. Maar liefde kan je ook laten opbloeien, zoals de lente het land verrijkt met al zijn pracht.

Meer heb ik je eigenlijk niet te vertellen, maar ik wil je nog wel wat dingen mee geven. Gewoon wat wijze lessen van je oudere ik. Lees deze brief over een paar jaar nog eens, dan zal je het vast beter begrijpen.

Blijf altijd jezelf en trek je niets van anderen aan. Want als jij blijft lachen, zoveel als ik nu doe, straal je uit wie je van binnen bent. Iets mooiers kun je de mensen niet geven. Ik wil je op het hart drukken om altijd te blijven schrijven, dan komt die roman of gedichtenbundel er vanzelf wel. En bovenal: geniet van de dingen die je doet, doe alles wat er in je opkomt en vergeet ondertussen niet je dromen waar te maken.

 
Lieve Daphne, ga je eigen weg als vlinder en kleur de lucht met je vleugels.

 
Je oudere ik,
Daphne