‘Ze willen mij als voormalig dakloze overal hebben’

Dat je ook voor de straat kunt kiezen, omdat je van de vrijheid geniet en je jezelf gevangen voelt in een huis, weten de meeste mensen niet. Met zijn persoonlijke ervaringen hoopt voormalig dak- en thuisloze Leo van Kampen het stigma van ‘de zwerver’ te kunnen doorbreken. Hij volgt hiervoor een cursus bij het Utrechtse Imagoproject, dat voorlichting biedt over dak- en thuisloos zijn.

Door Daphne van Breemen

“Ik moet eigenlijk nog drie cursuslessen volgen, maar ze kunnen me dat certificaat nu al wel geven!” Voormalig dak- en thuisloze Leo van Kampen (63) uit Utrecht lacht trots tijdens zijn gastles aan zestien geneeskundestudenten en een farmaciestudent. Zij lachen met hem mee. “Ja, want ik kom overal hoor!”, voegt Leo eraan toe. “Sinds ik deze cursus tot ervaringsdeskundige volg, wil iedereen me hebben. Scholen, dokters, bewindvoerders en zelfs RTV Utrecht heeft een filmpje bij mij thuis gemaakt. Dat sloeg in als een bom!”

Levensverhaal opschrijven
Sinds anderhalf jaar heeft Leo een eigen huis. Ook al kwamen in het begin de muren op hem af, nu kan Leo niet meer zonder zijn paleis, zoals hij zelf zegt. De Tussenvoorziening adviseerde hem zijn levensverhaal digitaal op te tekenen. Dat deed hij, tot zijn computer kapot ging. Toen kwam Leo bij Fred van de Ridder terecht, die intussen zijn begeleider is. Fred knapte voor hem een laptop op en zei dat hij eens kennis moest maken met iemand van het Imagoproject, waarbij Fred zelf coach is.

Beleid veranderen
Via dit Imagoproject, dat voorlichting biedt over dak- en thuisloosheid en de achtergronden van cliënten, vertelt Leo zijn levensverhaal aan studenten, beleidsmakers, bewindspersonen en artsen. Niet om een zielig verhaal te verkondigen of om de vooroordelen over dak- en thuislozen te bevestigen. In tegendeel. Hij wil de ogen van de beleidsmakers en bewindspersonen openen. “De gemeente zegt bijvoorbeeld: ‘We gaan je helpen’, maar dat doen ze niet”, legt hij aan de zaal uit. Een student steekt zijn vinger op: “Wat moet de gemeente dan doen?” “Beloftes nakomen”, antwoordt Leo beslist. “Sommige daklozen worden uit opvangtehuizen geschorst, omdat ze roken of drinken. Ze moeten dan vier dagen wegblijven. Daarmee maak je het erger. Práát met ze, vraag waarom ze roken of drinken.” Een ander voorbeeld is nalatigheid. “Bewindspersonen zeggen toe dat ze op een bepaalde dag geld naar me overmaken, kijk ik op mijn rekening: staat er niets bij. Dan bel ik en moet ik horen dat er iets fout is gegaan. Dat moeten ze mij meteen laten weten.”

Kapotte benen
Als een studente Leo vraagt wat hem zo aansprak aan het leven op straat, antwoordt hij ‘dat als het aan hem had gelegen, hij daar nog steeds liep’. Hij wijst naar buiten: “Zoals nu, lekker in het zonnetje! Iedere dag is anders; daar hield ik van.” Het was Leo’s slechte gezondheid die hem dwong het straatleven op te zeggen. “Mijn benen waren kapot van al het lopen. Ik heb 37 jaar gezworven. Ik had drie zwarte tenen en dat ging bijna door tot aan mijn knie.” Via de Utrechtse Tussenvoorziening, die opvang, woon- en financiële begeleiding biedt aan kwetsbare mensen, kwam Leo bij de dokter terecht. “Ik bleek suikerziekte te hebben. Mijn been moest er bijna af, maar gelukkig herstelde dat. Om het niet nog eens zo ver te laten komen, had ik een huis nodig.” De Tussenvoorziening hielp hem daarbij.

Advies geven
Noemde Leo het Imagoproject voor hij eraan begon nog een hele opgave – “Ik ben al over de zestig hè”, intussen is hij blij met de voordelen. Hij praat voor hele groepen, heeft zijn levensverhaal leren schrijven en het mooiste van alles volgens hem: hij helpt nu anderen met zijn ervaringen. Neem de lichamelijke kwalen. “Ik ga wekelijks naar een Bijbelgroep en daar zitten ook mensen met zwarte voeten. Tegen hen zei ik dat ze naar de dokter moeten die mij zo goed hielp.”

Gewone mensen
Voor de artsen in spé, die in de toekomst wellicht ook dak- en thuislozen zullen behandelen, heeft Leo nog een speciale boodschap. “Het zijn gewone mensen en zo moet je ook met ze omgaan”, verzekert hij. “Tuurlijk, sommige zijn vies en eten uit prullenbakken, maar dat zijn er maar een paar.” De meeste dak- en thuislozen zijn juist diegenen die tussen wal en schip vallen: door de crisis zijn ze hun baan en hun huis kwijtgeraakt en daardoor op straat terechtgekomen. Dan heb je nog de mensen die zelf voor de vrijheid van de straat kiezen. “Die lopen er keurig bij, zoals ik deed.” Ook dit is een stigma dat het Imagoproject wil doorbreken. “Niet alle daklozen zijn verslaafd. Ik ben er een voorbeeld van. Ik rook niet, drink niet en gebruik geen drugs. Dat is nieuw voor de meeste mensen.”

Leo mag dan over de zestig zijn, een droom heeft hij nog wel. “Ik wil dak- en thuislozen van de straat af helpen.”

Dit artikel verscheen op vrijdag 20 mei 2016 in Straatnieuws, de daklozenkrant van Utrecht.

Brug voor natuurgebieden is kosten waard

KAATSHEUVEL – Ecoduct De Westloonse Wissel bij Kaatsheuvel was gisteren te bezichtigen voor het publiek tijdens een open dag. De meesten bezoekers zien de brug als een goed project dat wat mag kosten, omdat het de natuur dient.

Door Daphne van Breemen

Met een fototoestel om zijn nek maakt René van Bebber (65) uit Tilburg verschillende foto’s van de natuurbrug die over de Midden-Brabantweg (N261) tussen Tilburg en Waalwijk loopt en de natuurgebieden Loonse en Drunense Duinen en landgoed Huis ter Heide verbindt. “Ik rijd hier regelmatig onderdoor en was altijd al nieuwsgierig naar wat de brug inhoudt”, zegt Van Bebber. “Dit is mijn enige kans.”

Want vanaf maandag is het ecoduct gesloten voor publiek. Ook al is de veertig meter brede brug nog niet af – volgens Natuurmonumenten gaat dit nog zo’n zes weken duren – de groepjes belangstellenden lopen af en aan naar boven de brug op, die nu nog een zandbak is. Medewerkers van Natuurmonumenten, de provincie en aannemer BAMN261NonStop vertellen tijdens de weg ernaartoe over de historie van het gebied, de bouw van de natuurbrug en over de dieren die er gebruik van gaan maken. Van de kosten, die tussen de zes en acht miljoen euro liggen, weten de meeste mensen niets af. Maar Van Bebber vindt dat de natuurbrug dit bedrag waard is. “In heel Nederland wordt meer asfalt gelegd. Het is goed dat de natuur haar deel nu terugkrijgt.”

De Westloonse Wissel moet ervoor zorgen dat dieren als reeën, dassen en insecten gemakkelijk van het ene naar het andere gebied kunnen lopen en vliegen. “Dit om de populaties te vergroten”, zegt ecoloog en vrijwilliger van Natuurmonumenten Vivian Mans. “Zonder de brug blijven de dieren geïsoleerd op één plek, omdat ze vanwege het verkeer niet over kunnen steken.”

Carla van Abelen (67) uit Loon op Zand, die op landgoed Huis ter Heide woont, heeft daar haar twijfels over. “Ik woon hier al zo lang en als er in een maand drie nachten een ree heeft rondgelopen, is dat veel. Acht miljoen euro voor deze brug vind ik daarom overdreven. Mijn man en ik vragen ons af of de kosten afwegen tegen de baten. Volgens mij was een raster langs de weg genoeg geweest.”

De realisatie wordt door Perry Ammerlaan (48) uit Kaatsheuvel toegejuicht. “Er moet naast het verkeer ook rekening worden gehouden met de verbinding van natuurgebieden. Dat mag wat kosten. Ik zie liever deze brug dan een functieloos kunstwerk langs de weg.” Janneke de Vries (40) en Sander Hemerijckx (36) maken zich niet zo druk om het bedrag. “Een gewone brug kost net zo veel. En naar het ecoduct zal ongetwijfeld goed onderzoek zijn gedaan.” Dat de brug dertig jaar geleden met de aanleg van de N261 niet al is gebouwd, speelt voor hen een grotere rol. “Dat is erg voor de natuur.”

Dit bericht verscheen tevens in het Brabants Dagblad van maandag 15 juni 2015, editie De Langstraat. 

‘Ik wil iets terug doen voor slachtoffers van de aardbeving in Nepal’

WAALWIJK – De 25-jarige Anouk van Geffen uit Drunen hield gisteravond in Atelier Winterdijk 30b een lezing over haar ervaringen in Nepal van voor en na de aardbeving om mensen bewust te maken van de hulp die nodig is.

Door Daphne van Breemen

“We waren op een vrijmarkt van onze organisatie SPAK, School of Performing Arts Kathmandu, toen de grond ineens onder onze voeten begon te trillen. Je weet niet wat je meemaakt. De grond is iets vanzelfsprekends, die staat stil. Ineens golfde die zo hard “, omschrijft Van Geffen de beving.

Ze was op die bewuste 25 april net een paar dagen in de hoofdstad Kathmandu, samen met drie studiegenoten van de opleiding Theatermanagement van de Hogeschool voor de Kunsten in Utrecht (HKU), toen de ramp het gebied trof. Omdat het er niet veilig was – een nieuwe aardbeving dreigde, er was nauwelijks eten en drinken en de kans op ziekten nam toe – besloten de docenten van de HKU dat het viertal zo snel mogelijk terug naar Nederland moest komen. Na een nacht noodgedwongen slapen op straat, gingen Van Geffen en haar studiegenoten de volgende dag naar het vliegveld. Daar brachten ze twee nachten door voor op Schiphol landden. “Dat is dubbel. Je laat al die mensen achter die niet naar veilig gebied kunnen. Maar blijven ging ook niet. Je kunt niks doen en je drinkt van hun water en eet van hun eten.”

De beving, die een kracht van 7,8 op de Schaal van Richter had, verwoestte complete dorpen in de bergen en maakten de steden tot grote puinhopen. Vanwege die grote schade zamelt Van Geffen nu geld in voor de wederopbouw van het getroffen gebied. Met de lezing hoopt ze de aanwezigen ervan te kunnen overtuigen hoe belangrijk hulp is. Het regenseizoen breekt aan, waardoor de geïmproviseerde huizen waarin de mensen nu wonen, straks niet genoeg bescherming bieden. Van Geffen laat een foto van zo’n ‘huis’ zien. “Het is niet waterdicht, beschermt niet tegen wilde dieren en insecten en bij een volgende beving stort het volledig in.”

Deze studiereis was Van Geffens tweede keer in Nepal en net als de eerste keer had ze de mensen weer in haar hart gesloten. “Die dagen voor de beving zijn we zo goed geholpen. Mijn doel is om de mensen nu iets terug te geven.” Mensen kunnen via Facebook contact opnemen met Van Geffen of geld storten op haar rekening. Ze zorgt er dan voor dat het bedrag bij de School of Performing Arts Kathmandu terechtkomt. Deze Nederlandse organisatie geeft de getroffen kinderen muziektherapie om hun trauma te verwerken. Ook zorgt ze ervoor dat het geld naar haar Nepalese vrienden en gastgezin gaat. “Een simpel huis kost vijfhonderd euro, maar dat stort bij een beving in. Er is meer nodig voor een stevig huis dat blijft staan.”

Dit artikel verscheen tevens in het Brabants Dagblad van 3 juni 2015, editie De Langstraat.

Import houdt het klooster jong – Trouw

Tientallen Nederlandse kloosters openen zaterdag hun deuren. De bewoners komen steeds vaker uit het buitenland.

In het kloosterleven in Nederland is een ommekeer gaande. Werden vroeger Nederlandse paters en zusters uitgezonden naar Latijns-Amerika, Azië en Afrika, nu komen kloosterlingen uit die werelddelen naar hier. Hun aantal is in zeven jaar tijd zelfs verdubbeld.

In de negentiende eeuw en de eerste helft van de twintigste eeuw bouwden Nederlanders nog kerken op in Latijns-Amerika, Azië en Afrika. Driekwart van alle katholieken woonde in Noord-Amerika en Europa, het andere deel in de missielanden. Eind twintigste eeuw was dit beeld totaal gekanteld: 65 procent van de katholieken leefde toen in Latijns-Amerika, Azië en Afrika en nog maar 35 procent in Noord-Amerika en Europa.

Deze verandering is het gevolg van de secularisatie en de vergrijzing in het Noorden. “Hier verkeert het religieuze leven in een crisis”, zegt Gerard Moorman van de Konferentie Nederlandse Religieuzen (KNR). “Er zijn weinig intredingen en de kloosters vergrijzen.”

Opvallende ontwikkeling
Uit cijfers van de KNR, de overkoepelende organisatie van kloosters in Nederland, blijkt dat er in 2012 zo’n 340 buitenlandse kloosterlingen in Nederland werkzaam waren. In 2011 waren dat er nog 274 en in 2006, toen de eerste telling werd gedaan, nog 180. Officiële cijfers voor 2013 zijn er nog niet, maar de KNR gaat uit van 350. Al zijn het er waarschijnlijk meer. Moorman: “De getallen zijn niet absoluut, omdat we de komst van nieuwe buitenlandse religieuzen niet altijd doorkrijgen van de verschillende orden en congregaties.” Maar dat er een opvallende ontwikkeling gaande is, is duidelijk. “350 buitenlandse religieuzen afgezet tegen de zesduizend Nederlandse kloosterlingen die er hier nog zijn, laat zien dat het aantal internationalen procentueel gezien groeit.”

Dat er steeds meer internationale religieuzen naar Nederland komen, heeft volgens Moorman verschillende redenen, die al in de vorige eeuw beginnen. De eerste lichting bestond uit bestuursleden van ordes en congregaties, waarvan het generale bestuur in Nederland zetelde. De tweede groep komt sinds de jaren negentig om hier als missionaris te gaan werken. Dat kan zorg voor ouderen, daklozen en gedetineerden betekenen, maar ook het verzorgen van zieke medebroeders of -zusters.

Geen buitenlandse religieuzen
Kloosters in stand houden of Nederlandse katholieken weer de kerkbanken in krijgen wordt doorgaans niet van de buitenlandse religieuzen verwacht. Hun Nederlandse broeders en zusters vinden dat niet per se nodig. Gerard Moorman: “De Nederlandse kloosterlingen vinden dat zij hun werk hebben gedaan en dat je taken makkelijk door leken uit kunt laten voeren. Je hoeft daarvoor geen buitenlandse religieuzen naar hier te halen.”

Wel hopen de Nederlanders dat hun buitenlandse broeders en zusters contacten kunnen leggen met jongeren. Moorman: “De internationale kloosterlingen zijn vaak rond de dertig, veertig. Bijna de helft jonger dan hun Nederlandse collega’s. Zij zouden de jongeren dus beter begrijpen.”

Moorman ziet nog een andere taak weggelegd voor de buitenlandse religieuzen: allochtone christenen helpen hier in te burgeren. “Veertig procent van de migranten in Nederland is christen. Als migranten moeten zij inburgeren. Samen kunnen ze de ervaring van een leven opbouwen in een nieuw land met elkaar delen.”

Open Kloosterdag
Zaterdag is de zesde editie van de Open Kloosterdag, georganiseerd door de Konferentie Nederlandse Religieuzen. Ruim dertig kloosters, van Assel tot Zenderen, openen hun deuren. Zie voor de lijst van deelnemende kloosters: www.openkloosterdag.nl

‘Ik wil iets betekenen voor de medemens’
Ze vond ‘Olanda’, zoals Nederland in Brazilië heet, altijd al een bijzondere naam. Maar zuster Lucia Schnekemberg (49) wist niets van het land. Daar kwam verandering in toen zij tijdens haar tijd in het Braziliaanse klooster een boekje over het protestantisme in Nederland kreeg. “Als katholiek voelde ik dat mijn missie hier in Nederland lag”, vertelt zuster Lucia in het klooster van de Heilige Maria Magdalena Postel in Vleuten. Ze was 30 toen er in 1994 bij de Braziliaanse provincie van deze congregatie een brief uit Nederland kwam: het Vleutense klooster zocht versterking van een jonge zuster. Zuster Lucia ging meteen.
Ze kwam terecht bij negen zusters die allemaal bijna zestig waren. “Ik voelde mij er meteen thuis, ondanks de leeftijd en de paar woordjes Nederlands die ik sprak.” Missiewerk, dat is waarvoor zuster Lucia is gekomen. “Ik wil iets betekenen voor de medemens.” Ze zorgt voor de voedselinzameling voor de voedselbank, promoot het misdienaarwerk en ze zit in de zogeheten Parochie Support Groep. Als ze tijd over heeft, promoot zuster Lucia de kerk via Facebook en Twitter. “Dan bereik je meer mensen.”

‘Wat is dat toch met die pollen in Nederland’
De congregatie Het Gezelschap van het Goddelijk Woord (SVD) is over de hele wereld te vinden en heeft zelfs verschillende afdelingen in Nederland, maar toch wilde de Nederlandse missionarissen er een communiteit bij hebben. Zo kwam pater Klemens Hayon (45) twee jaar geleden vanuit Nieuwegein in Duivendrecht terecht. “We hadden als eerste SVD’ers een missieproject met de lokale kerk hier. Voor die tijd was de SVD niet in Duivendrecht te vinden.”
Hayon kwam op zijn 32ste vanuit Indonesië bij de SVD in Nieuwegein terecht. Het liefst was hij naar Brazilië gegaan, maar het bestuur in Rome bepaalde dat het Nederland werd, want “Nederland is een echt missieland geworden”, verklaart Hayon. “Waar ik ook naar toe gestuurd word, overal is mijn missie. Daar ben ik missionaris voor.” Hij hier is actief in de daklozenopvang en praat met drugsverslaafden en anderen die het moeilijk hebben, om op die manier iets voor hen te kunnen betekenen. Daarnaast begeleidt hij Indonesische katholieken in Nederland.
Hoewel hij hier gewend is, is het ieder jaar weer is het hetzelfde liedje. Dan loopt pater Hayon met hooikoorts rond. “Ik weet niet wat dat is hier met die pollen. Maar in Indonesië is het overal stoffig en daar heb ik nergens last van.”

Bidden met studenten
Broeder Jan Maria (31) kwam vorig najaar in Nederland aan. Hij heeft een Frans klooster ingeruild voor het Utrechtse klooster van de Broeders van Sint Jan, omdat hij hier in Nederland twee jaar stage loopt. Jan Maria komt eigenlijk uit Slowakije, maar daar zit geen congregatie van de Familie van Sint Jan, daarom ging hij naar Frankrijk. Het valt Maria op dat de mensen in Nederland in elkaar geïnteresseerd zijn. “Neem Slowakije, dat land was jarenlang communistisch. Niemand kon erin en niemand kon eruit. Dat heeft de mensen gesloten gemaakt. Ze zitten thuis met hun familie en dat is hun leven.”

Toen hij hier vorig jaar kwam, was hij misschien een vreemdeling “en zo voelde ik me ook door de taalbarrière”, maar de mensen waren wel nieuwsgierig. “Iedereen die ik tegenkwam toonde interesse. Ik praatte veel met de mensen uit de parochie.” Juist daar kwam Maria erachter hoe lastig de taal is als je hier nog maar net bent. “De mensen namen me in vertrouwen en vertelden me van alles, ook gezondheidsproblemen. Ik had geen idee wat ze bedoelden, ook niet als ze het vijf keer herhaalden.”
Eén van Maria’s doelen is het betrekken van Utrechtse studenten bij de kerk. Iedere week komt hij met een groepje samen. “Dan bidden we en discussiëren we over het geloof.”

De kerk naar de mensen brengen
In mei is ze vijftig jaar zuster. Een halve eeuw waarin het bed van zuster Maria Goretti (71) in vier kloosters stond. Eén in Canada, één in Amerika en twee in Nederland. Allemaal bij dezelfde, van oorsprong Nederlandse congregatie: de Dominicanessen van Bethanië. Zuster Goretti kwam in 1975, ze was toen 33, vanuit Chicago naar het Brabantse Teteringen.
Zes jaar geleden wilde het bestuur van de Dominicanessen van Bethanië een nieuw huis stichten. Ze dachten aan Delft, want dat is een levendige studentenstad. “We wilden er zijn voor de mensen, zodat ze met ons konden bidden en praten. Mensen die het moeilijk hebben moeten ons weten te vinden.”
Samen met twee andere zusters – ook begin zeventig – woont zuster Goretti nu in het Delftse klooster. Er is ook nog een vierde zuster van 94, maar zij zit vanwege haar ouderdom en gezondheid in een verzorgingstehuis.
Zuster Goretti vindt het haar missie om in Delft de kerk bij de mensen te brengen. “Ik ga bij hen op huisbezoek en vraag ze wat ze missen in de kerk.”

Dit artikel over buitenlandse kloosterlingen in Nederland stond op 8 mei in dagblad Trouw en was tevens op de website te lezen. Zie ook de online versie.

Woonzorgservice is de toekomst voor ouderen

HEUSDEN – Ouderen uit Drunen en Heusden die niet voor het verzorgingstehuis in aanmerking komen, maar toch zorg willen krijgen, kunnen appartementen huren bij de Zandley in Drunen en het Sint Antoniushof in Heusden. Om de Nationale Week van Zorg en Welzijn te vieren lieten zij en andere zorgcentra van Stichting Schakelring belangstellenden een kijkje nemen in de appartementen.

De ballonnen bij de ingang van het Sint Antoniushof in Heusden, de poffertjeskraam in de koffiekamer en de gebakjes doen vermoeden dat het feest is vandaag. Stichting Schakelring stelt deze zaterdag haar deuren open voor het publiek, om de Nationale Week van Zorg en Welzijn te vieren. “De zorg hier is goed. Ik word nooit gecommandeerd”, zegt mevrouw Branten (88) in het Sint Antoniushof.

Eigenlijk is er voor de meeste bezoekers maar weinig reden voor een feestje. Het is de vraag of zij straks nog in het verzorgingstehuis terecht kunnen. Steeds minder mensen worden opgenomen in een verzorgingstehuis, omdat alleen nog mensen met de zwaarste vorm van zorgbehoevendheid hier recht op hebben. Ouderen met lichte zorgvragen – de zorgzwaartepakketten 1 en 2 – vallen dus buiten de boot. Het kabinet vindt dat deze mensen thuis kunnen wonen en hulp moeten krijgen van familie, vrienden en de wijkverpleegkundige. Daarom is de financiering voor ouderen met lichte zorg sinds 1 januari 2013 gestopt.

Het was de bedoeling dat deze maatregel alleen de nieuwe gevallen zou raken, maar nu blijkt een jaar later dat ook de ouderen die al in het verzorgingstehuis woonden, worden getroffen. Omdat er minder mensen in het verzorgingstehuis mogen wonen, wordt de zittende groep steeds kleiner. Hierdoor vallen overal lege plekken en in het ergste geval sluiten hele afdelingen.

Ook bij het Sint Antoniushof in Heusden kwamen kamers leeg te staan. Stichting Schakelring bouwde de lege kamers om tot huurappartementen. “We verhuren die woningen aan ouderen die wel in de beschermde omgeving van het verzorgingstehuis willen wonen, maar daar door de nieuwe zorgwetgeving niet meer voor in aanmerking komen”, vertelt Toos Pijnenburg. Ze is teamleider zorg bij het Sint Antoniushof. De ouderen die zo’n appartement huren, krijgen thuiszorg en kunnen deelnemen aan de activiteiten van het verzorgingstehuis. De ouderen betalen zelf de huur- en zorgkosten. Dit bedrag wordt dus niet meer uit de AWBZ vergoed. Voor het totaalpakket van een appartement met aparte woon- en slaapkamer, de servicekosten en het woonzorgservicepakket betaalt de cliënt een bedrag variërend van 670 euro tot 717 euro per maand. Of dat een bezwaar is voor ouderen? Pijnenburg denkt van niet. “Als zij thuis blijven wonen, moeten ze ook huur betalen.”

Met de verhuur van de appartementen gaat het echter niet zo hard. Twee zijn er sinds januari te huur, één sinds vorige week. Er heeft zich nog geen enkele huurder gemeld. “De ouderen moeten nog wennen aan het idee dat ze niet zomaar meer opgenomen worden. Ze blijven daarom langer thuis met de hulp van mantelzorg”, denkt Pijnenburg. Wat volgens haar ook meespeelt, is dat de meeste ouderen graag op de plek blijven wonen waar ze al woonden. “Er komen hier ook senioren uit Drunen naar de appartementen kijken. Als het er dan op aan komt, willen ze daar eigenlijk niet weg. Ze zijn bang dat ze minder vaak bezoek krijgen van familie en vrienden, omdat de afstand groter wordt.”

De Zandley in Drunen biedt eveneens appartementen te huur aan. Dit jaar moeten er acht worden verhuurd. Daarvan zijn er nu drie verhuurd. Aangezien de zorg verder afgebouwd wordt, moeten er de komende vier jaar 35 verhuurd worden, vertelt locatiemanager Marion van Beurden. Toch heeft zij er vertrouwen in dat ze die appartementen kwijtraakt. “We hebben een wachtlijst voor mensen met een laag zorgzwaartepakket. Zij komen niet in aanmerking voor het verzorgingstehuis, maar wel voor de appartementen.”

Meneer Hafkamp (76) uit Drunen is bij zijn vrouw op bezoek. Te voet, want hij woont om de hoek van de Zandley. Zijn vrouw woont er nu driekwartjaar en al die tijd laat meneer Hafkamp haar naar eigen zeggen met een gerust hart achter. “Hier vindt ze rust.”

Drie portretjes
Mevrouw Branten (88), woont in het Sint Antoniushof:
“Ik woon hier pas een half jaar en toch is het nu al een plek naar mijn hart. Het is hier fijn, heel huiselijk. Ik heb het naar mijn zin. Als ik ’s avonds met de andere bewoners heb gegeten en weer op sta om naar mijn kamer te gaan, zeg ik altijd tegen mijn buurman of -vrouw dat ik weer naar huis ga. Mijn kamer is mijn thuis.”

Mevrouw Couwenberg (88), bezoekster op de open dag bij Sint Antoniushof:
“Vier jaar geleden woonde ik zes weken hier toen ik net een nieuwe heup had gekregen. Vandaag ben ik hier weer, zodat ik hier straks naar toe kan mocht dat nodig zijn. Maar ik hoop nog lang thuis te kunnen wonen, ook al val ik bijna wekelijks door alle afstapjes in mijn huis. Ik werk veel te graag in de tuin om weg te gaan.”

Mevrouw Brok (91), woont in de Zandley in Drunen:
“Met Pasen woon ik hier een jaar. Vooral in het begin was het erg wennen. De stap om je normale leven voor een verzorgingstehuis in te ruilen is groot. Je raakt toch je huis kwijt. Maar de verzorging hier is goed. Alles wat ik zelf kan doen, laten ze me ook zelf doen. Dat moet ook, anders word je zo’n hopeloos geval.”

Feitenkader
– Van 10 maart tot en met 15 maart was het de Nationale Week van Zorg en Welzijn.
– Alle locaties van stichting Schakelring stelden daarom hun deuren open voor bezoekers.
– Alleen mensen met de zwaarste vorm van zorgbehoevendheid mogen nog opgenomen worden in het verzorgingstehuis.
– Onder meer de locaties in Heusden en Drunen verhuren daarom appartementen en thuiszorg aan mensen met een lichte zorgindicatie (pakket 1 en 2).

Deze reportage (met achtergronden) stond op 17 maart 2014 in het Brabants Dagblad, editie De Langstraat.