Vijf weken zonder broerlief

Broertjes, broers en stiefbroers. Allemaal hebben we er zo onze eigen verhalen over en gevoelens bij. Maar ik denk dat iedereen het toch wel met me eens is dat ze af en toe heel vervelend kunnen zijn. Gelukkig is dit niet altijd het geval en zijn ze ook vaak lief, grappig en  behulpzaam. Zo ook mijn broertje dat me daarnet een rugmassage besloot te geven, omdat ik dat volgens hem wel kon gebruiken. Alsof dat nog niet genoeg was, zette hij ook nog het voetenmassage-apparaat voor mij aan. Vorige zomervakantie heb ik een column geschreven over mijn broertje dat ik toen vijf weken moest missen.

Vijf weken zonder broertje of ‘broer’, zoals hij liever genoemd wil worden, is toch wel héél lang. Veel langer dan ik eigenlijk toe zou willen geven, want zeg nou zelf: een puberend broertje van bijna vijftien is toch alleen maar heel vervelend en een lastpak, die je het liefst achter het behang zou willen plakken? Ja, meestal wel.

Ik was dan ook heel blij toen mijn ouders en broertje zonder mij op vakantie gingen naar Spanje. Twee weken het rijk voor mij alleen, heerlijk! Eindelijk mocht ik zelf weten wanneer ik eens besloot om mijn bed uit te stappen, wat en wanneer ik iets ging doen en wat ik zou eten. Geen zeurende ouders om mij heen en bovenal veertien dagen geen irritant joch in mijn buurt. In mijn hoofd zag ik het al helemaal voor me: het zouden twee geweldige weken gaan worden!

Dat waren het ook! Het was heerlijk om zelf te bepalen wat ik ging koken, welke boodschappen ik kocht en wat ik allemaal uitspookte. Dat ik moest wassen, strijken, stofzuigen en poetsen vergat ik dan maar. Als ik even hard doorwerkte, was ook dat zo gebeurd, eerlijk is eerlijk. Mijn ouders en broertje kwamen op zondag thuis en op maandag zou ik samen met vriendin K. op vakantie naar Calella in Spanje gaan. Weer twee heerlijke weken waarin ik zelf kon bepalen wat ik deed.

Die zondag was dus de enige dag van de vijf weken waarin ik mijn broertje zag. Op het begin was het nog wel leuk, toen hij me zijn vakantiefoto’s liet zien en alle verhalen vertelde, maar daarna begon het al. Ik mocht zijn kamer niet meer in en er viel niet met hem te praten. Wilde ik wat vragen, kreeg ik een antwoord waar zelfs iemand met het IQ van een ezel niks mee kon. Gelukkig dat ik vanaf morgen weer voor drie weken van hem af ben, dacht ik. Maar die gedachte veranderde toen hij zich ’s avonds toch wel zorgen ging maken om zijn zus, die alleen met een vriendin naar Calella – vergelijkbaar met Blanes – zou gaan. Voor ik het wist, vlogen de bezorgde woorden en preken om mijn oren: “Daphne, je moet goed oppassen! Als er wat is, dan bel je mij!” Aah, wat heb ik toch een schat van een broer… Helemaal al toen hij ’s avonds nog een krabbel stuurde met daarin maarliefst twee hartjes.

Toch was hij, hoe kan het ook anders, helemaal omgeslagen toen ik eenmaal in Calella zat. Als ik hem sms’te mocht ik blij zijn als ik een kort berichtje terugkreeg. Toen K. en ik een week in Calella waren, ging mijn broertje op vakantie met een vriend en zijn ouders naar Lloret. “Zullen K. en ik een keertje langskomen bij jou en M. in Lloret?”, vroeg ik toen we allebei nog in Nederland waren. “Nee, jullie komen niet! Ik ga daar toch niet met mijn zus lopen!”, was zijn reactie.

Ondanks dat mijn lieftallige broertje dus vaker chagrijnig en vervelend is, dan leuk, mis ik hem toch wel. Want wie moet er nu hier in huis gek doen, grapjes maken en oorverdovend hard muziek draaien? Inderdaad, het broertje in Huize Van Breemen. Gelukkig zie ik hem aanstaande zondag na vijf weken eindelijk weer! Ik denk dat ik maar vast begin met het maken van een spandoek met daarop de tekst: ‘Welkom thuis, broerlief!’ En niet te vergeten: twee hartjes!

De naakte waarheid

Vorige zomer ging ik een weekje op excursie naar Rome. Natuurlijk vielen er een hoop grappige gebeurtenissen voor en hebben we flink veel gelachen. Want zeg nou zelf: die Italianen… Deze enorme blunder was zo leuk, dat ik er toen een column over geschreven heb. Ook nu kan ik het weer niet laten om hem met jullie te delen.

Twee weken geleden ging ik met school naar Rome. Maandag 6 juli vertrokken we met de bus richting Italië, waarna we de volgende morgen zouden aankomen bij het hotel. Helaas mochten we ’s avonds pas onze hotelkamer in. We hebben de hele middag in Rome gelopen en het Colosseum en Forum Romanum bekeken in de brandende zon. Na een lange, vermoeiende en vooral warme dag, konden we ’s avonds rond een uur of zes dan eindelijk gaan genieten van een verfrissende douche, hier had iedereen dan ook naar uitgekeken. Helaas pakte het net even anders uit!

Vriendin K. en ik deelden samen een kamer en dus ook de badkamer. Ik zou als eerste gaan douchen. Nadat ik al mijn spullen bij elkaar geraapt had, liep ik de badkamer in en wilde de deur achter me dichttrekken. Maar er was helemaal geen deur, alleen een deuropening. Nou, dat was lekker handig voor een badkamer. Ook K. snapte er niets van en zag nergens een deur. Er zat niks anders op dan een week lang te douchen met de deur open. Dat K. mij bloot zag en ik haar was geen ramp, maar als er mensen naar onze kamer zouden komen, terwijl één van ons net onder de douche stond… Tja, je raadt het al: niet zo fijn! Ik besloot me toch maar uit te gaan kleden en te gaan douchen, want er zat niks anders en op en zelf konden we er de lol nog wel van inzien, dat zoiets ook weer net ons moest overkomen.

Ik had net mijn haren gewassen, toen er op de deur van onze hotelkamer geklopt werd. O jee, daar had je het al. K. riep: “Dap, blijf waar je bent, niet uit de douche komen!” En bijna stokstijf bleef ik staan onder de douche. Ondertussen hoorde ik K. de deur open maken en haar in het Engels praten. Ook dat nog, dacht ik. Er bleek dus een Italiaanse vent van het hotel voor de deur te staan, die uitgerekend mij nodig had. Iedereen weet dat de gemiddelde Italiaan totaal geen Engels kan en het alleen maar blijft bij “You are bjoetieful!”, verder komen ze niet. K. legde aan de jongen uit dat ik onder de douche stond en dus niet kon komen met mijn identiteitsbewijs. Helaas begreep hij er niets van en wilde al binnenkomen. Na verschillende pogingen van K. begreep deze Italiaanse hotelmedewerker dan eindelijk dat ik onder de douche stond en dus niet de hotelkamer uit kon komen. Hij sprak met K. af dat ik zou komen, zodra ik klaar was met douchen.

Toen ik helemaal klaar was en er een heerlijk kokosnotenluchtje om me heen hing, sprong ik gauw onder de douche vandaan en trok mijn beha en onderbroek aan, de eerste de beste legging die ik kon vinden er overheen en daarover weer een lang wit hemd. Mooier kon het niet. Mijn haren stonden nog alle kanten op en ook de uitgelopen mascara zat over mijn hele gezicht. Maar die gekke Italiaan had niet veel tijd, dus gauw ging ik de kamer uit en de gang op waar die Italiaan stond te wachten en mijn leraar nota bene ook, het kon niet erger. Tot mijn schrik was die Italiaan zo verkeerd nog niet en dan vertoonde ik mezelf nog eens op mijn lelijkst. Snel gaf ik hem mijn ID, zette een handtekening en haastte me terug naar de hotelkamer waar K. inmiddels aan het genieten was van een heerlijke douche. Ik stond net mijn haren te kammen, tot er op de deur geklopt werd. Wie kon dit nou toch zijn? Het was alweer de Italiaan van daarnet, ik waarschuwde K. dat ze niet uit de douche mocht komen, omdat we weer ‘bezoek’ hadden. Wat bleek? Die stomme, maar best knappe Italiaan was iets vergeten en had nog een keer mijn ID nodig. Ik gaf geïrriteerd mijn pasje aan hem en toen de Italiaan had gekregen waar hij voor kwam, haastte ik me uit de voeten.

Later werd er voor een derde keer op de deur geklopt. Gelukkig was het niet weer de Italiaan, maar vriendin M. Natuurlijk lieten K. en ik haar meteen zien dat wij geen badkamerdeur hadden. M. geloofde dit niet, nam een kijkje en zei: “Maar dames, je moet de deur uit de gleuf trekken, het is een schuifdeur!” M. begon hard te lachen. K. en ik keken elkaar beduusd aan en het enige wat we konden uitbrengen was: “Dat was dus de naakte waarheid…”

Van rups naar vlinder

 Ruim een jaar geleden schreef ik deze column. Het gaat over de titel van mijn blog en daarom leek het me een goed idee om deze column als eerste te plaatsen.

Op een rustige middag ben ik wat op zolder aan het graven in oude dozen. Ik vind weinig leuke dingen, op wat oude boeken, fotoalbums en verdwaald speelgoed na. Even later kijk ik in een kistje en zie daar een stapeltje schriftjes in liggen: vrolijke kleurtjes en bedekt met allerlei kindertekeningetjes, trekken deze schriftjes mijn aandacht. Wat is dit, wat staat erin? Nieuwsgierig als ik ben, sla ik het eerste schriftje open.

“Niets bijzonders te melden over Daphne vandaag, ze is erg lief geweest en heeft fijn met de poppen gespeeld”, staat daar geschreven in mijn moeders handschrift. Ik lees verder en bekijk het schriftje nog eens goed. Dan zie ik staan: juni 1994. Twee jaar was ik toen dus, een maand later alweer drie jaar. Ik lees verder en voor ik het weet, ben ik al op de helft. Leuk om te lezen hoe ik was als peuter, wat ik deed en wat me bezighield. Bijna iedere dag ging ik naar het kinderdagverblijf en maakte veel plezier met de kindjes daar. Ach, op alles “nee” zeggen was ook wel leuk! Tja, de ‘peuterpubertijd’ hé?

Terwijl ik dit allemaal lees, denk ik aan het liedje De vlinder van Marco Borsato. Hierin staat een zin, die erg mooi past bij dit moment op zolder, lezend over mezelf als meisje van twee. “Alles wat groot is, begon ooit klein. Je hoeft niet meteen een vlinder te zijn”. Misschien bedoelt de zanger er wel iets anders mee, maar ik vind het erg toepasselijk. Als meisje van twee was ik immers nog een rupsje, zullen we maar zeggen. Bang en klein voor de grote wereld, afhankelijk van haar ouders. Maar nu… nu ben ik zestien, over twee maanden alweer zeventien. Dat is raar, wat gaat het snel. Was ik nog maar dat rupsje, moest ik nog maar die vlinder worden, want die vlinder ben ik nu bijna.

Volgend jaar achttien; schijnbaar volwassen. Dan moet je zelfstandig zijn en wordt er een hoop van je verwacht. Maar wil ik dat wel? Ik vind het wel fijn zo bij mijn ouders en mijn broertje, die af en toe ook best lief kan zijn. Hier in Waalwijk en omstreken voel ik me veilig. Vrienden en familie wonen hier en ik ken de stad. Weinig verantwoordelijkheden; best een relaxt leventje eigenlijk. Toch laat ik me door deze vertrouwde dingen niet tegenhouden. Volgend jaar het eindexamenjaar: vijf havo. Daarna ga ik studeren en hier heb ik heel veel zin in. Het studentenleven lijkt me heerlijk, dus heb ik de ‘droom’ om op kamers te gaan. Het liefst in Utrecht om daar journalistiek te gaan studeren. Lukt dit niet (waar ik natuurlijk niet van uitga), dan in Tilburg. Maar ik ga op kamers, dat is één ding wat zeker is.

Over een jaar en een paar maanden vlieg ik dus weg. Ik laat een briefje achter: “Tot snel, lieve vrienden en familie, kom gerust langs en we bellen!” Daphne slaat haar vleugels uit en vliegt ‘De Wijde Wereld’ in.

Het rupsje is veranderd in een echte vlinder.