Afscheid

Mijn vingers zijn koud,
schrijven gaat niet meer.
De vorst is over het land gekomen,
heeft de wateren en mijzelf met ijs omsloten.

Loop maar met me mee naar het Lido
waar het water niet meer stroomt,
de eekhoorns niet langer naar eikeltjes zoeken,
waar geen vogel meer te horen is.

Want zoals de vogels naar het Zuiden trekken,
trek ik met trage stap naar het Noorden,
steek de rivieren over en hoop daar
water zonder ijs te vinden.

Ik kijk nog een keer achterom, weemoed bekruipt me
en zeg dan Waalwijk gedag, hopend dat de stad vluchtelingen
ooit van harte welkom heet, haar hulpbehoevende burgers
niet langer doet schreeuwen om zorg.

Dan herhaal ik voor de laatste keer de woorden
die ik twee jaar geleden toeschreef aan,
wat ik toen noemde, mijn dichterlijk begin.
Fluisterend zeg ik:

Vergeet mijn naam niet,
mijn gezicht evenmin.

Daphne van Breemen
29 november 2016.

Met dit gedicht nam ik op dinsdag 29 november afscheid van mijn stadsdichterschap van de gemeente Waalwijk. Een titel die ik twee jaar lang mocht dragen. Een heel grote eer! Veel mooie kansen gehad, veel mooie mensen ontmoet. Een dierbare ervaring. Lieve lezers, lieve Waalwijkers, bedankt!

De koning zonder kroon

Ik zie je zitten in het vliegtuig, ogen gesloten,
de aanblik van Rio is niet langer te verdragen. Een zucht ontsnapt.
De wanhoop verraadt dat je zelf ook niet weet hoe je van Waalwijks
jongetje ineens de Lord of the Rings werd, die viel, opstond en weer onderuitging.

De finale was bereikt. De koning zou voor het oog van
de hele wereld zijn zetel betreden, voor het oog van al zijn
vijanden die hun zwaarden al gereed hadden.
In jouw Waalwijk waren ze trots en proostten ze met je mee.

Niet lang, want wat volgens de Waalwijkse morele brigade
bij één biertje moest blijven, werd in hun ogen een hele krat.
Zo verloor je van jezelf en van de stad waar je, vrees je nu,
voor de meesten alleen een held bent als je nooit de regels schendt.

Want wie niet van zijn fouten wil leren, zal blijven falen.
Maar wie zelf wel eens de fout in is gegaan, weet dat je
een misstap niet voorkomt, als niemand meer in je gelooft.
En ik denk terug aan de enige keer dat we elkaar ontmoetten.

Het was en jaar of acht geleden, toen ik als jong meisje
bij het bekendste rookworstenwarenhuis werkte
en jij plots voor me stond. Je was intussen al een aantal jaar
onze Waalwijkse koning van de ringen.

Had je je kroon toen maar gedragen, dan kwam je misschien
nog boven de toonbank uit. Je bestelde een rookworst
en ik stelde me voor hoe ik later, als jij nog steeds
de ringenkoning zou zijn, zou zeggen:

Aan deze Olympisch Kampioen heb ik ooit een worst verkocht.
Het zal bij een voorstelling blijven.

Daphne van Breemen

Dit gedicht droeg ik tevens (in een verkorte versie) voor op 9 augustus in het Radio 1-programma Met het Oog op Morgen (NOS). Dit fragment is hier terug te luisteren. Daarnaast stond het volledige gedicht op de voorpagina van het Brabants Dagblad, editie De Langstraat:

daphne

Vier maal honderd

In vier seizoenen kan ik de aarde rond.
Reizend de zon achterna, naar bestemmingen waar misschien
eens per jaar regent valt en waar ik vergeet
hoe de stem van mijn baas ook alweer klinkt.

In vier seizoenen kan hij de aarde rond.
Drijvend op een bootje, naar bestemmingen die hij niet eens kent
maar waarvan hij de naam al zo vaak heeft gehoord.
Zijn buurman, zijn nichtje, zijn tante en oom zijn er al.

In vier seizoenen kan zij de aarde rond.
Voetje voor voetje weer een grens over, naar bestemmingen waar
zij liever nooit zou komen, omdat de ze de taal niet spreekt
en de geur van thuis daar niet bestaat.

In vier seizoenen gingen zij de aarde rond.
Kwamen zij elkaar tegen, op een bestemming die Waalwijk heet.
Zij telden de bedden in de tenten: vier maal honderd.
Zij vroegen hoe lang zij zouden blijven.

De mensen zeiden: niet lang, maar vier seizoenen.

Daphne van Breemen

Foto: Ed Kashi. Syrische vluchtelingen in het Domiz Kamp buiten Dohuk, Irak.

Raadhuis

Koninklijk bezoek in Waalwijk hoeven we niet zo snel te verwachten, maar niemand minder dan Sinterklaas logeert al drie jaar op rij in ons historische schoenmakersstadje in de Langstraat. En denk maar niet dat de Sint op meer plekken in de buurt logeert. Nee nee, hij verkiest Waalwijk boven vele andere Brabantse plaatsen. Volgens Francesco van het Kunstencentrum in Waalwijk bedient het Huis van Waalwijk, waar de Sint straks negen dagen heeft gezeteld, heel Midden-Brabant.

Wie zegt dat er in Waalwijk niks te doen is op het gebied van cultuur, heeft het dus wéér mis. Kijk alleen al naar vanavond. Maar daar gaat het nu niet om. We hebben hoog bezoek en daar wordt door het Kunstencentrum, de bibliotheek, de gemeente en de decormaker van toneelvereniging OOG goed voor gezorgd. Zeg dus niet dat de culturele instellingen in Waalwijk de handen niet ineen steken.

Het ontbreekt die beste Spanjaard aan helemaal niets. Een tweepersoonsbed voor hem alleen. Tenzij de Sint stiekem de zoveelste bisschop is die er een avontuurtje op nahoudt. Er is een keuken waar de Pieten pepernoten bakken, er is een kunstenkamer waar alle tekeningen van de kinderen hangen en een heuse postkamer waar de Postpiet alle verlanglijstjes sorteert. Alle kinderen en hun ouders mogen langskomen om zelf te zien wat Sinterklaas nou de hele dag doet. Sint die je de hand schudt en de tijd voor je heeft, dat wil toch ieder kind?

Ja, over het oude raadhuis van Waalwijk hoeven we ons geen zorgen te maken, daar floreert cultuur. De sint als logé en de succesvolle tentoonstellingen de afgelopen maanden over Waalwijk in de sixties en RKC laten dat al zien. Kropholler zou trots zijn.
Een ander verhaal is het oude raadhuis van Sprang-Capelle. Daar werden regelmatig succesvolle tentoonstellingen gehouden door de heemkundevereniging, maar nu zijn er plannen om van het karakteristieke gemeentehuis appartementen en een horecagelegenheid te maken. Het enige historische wat overeind blijft is de voorgevel. Daar moet een man achter zitten, denk ik dan, zo’n eentje die bij een mooie vrouw ook alleen oog heeft voor haar voorgevel. En ja hoor, wie de krant openslaat, leest dat projectontwikkelaar Erik Faro het oude raadhuis heeft gekocht.

Ik stel de beste man voor om een van de weinige culturele gebouwen in Sprang-Capelle, op alle kerken na, in leven te houden en er geen horecagelegenheid in te plaatsen, maar eens te gaan praten met de mensen van het Huis van Waalwijk. Zij kunnen vertellen hoe historie niet verloren gaat. Ik durf te wedden dat het bestuur van de kerken, de heemkundevereniging en veel Sprang-Capellenaren er ook zo over denken. Ben je dan nog niet overtuigd, vraag dan de Sint eens te logeren.

Winst

Ach, zo gezellig, dat kleine Waalwijk aan de Maas, met de Efteling om de hoek, de 80 van de Langstraat, dat ons kneuterige plaatsje het eerste weekend van deze maand weer op zijn kop zette, ’s lands beste slager zetelt hier en niemand minder dan minister Bussenmaker pronkt met schoenen uit onze SLEM-3D-printer. Hopelijk draait dat ding dankzij de onderwijsminister straks overuren. Alsof het niet gekker kan, krijgt ons gezellige Waalwijk nu ook nog een soap. Een echte soap. Van de KNVB. Die wordt uitgezonden.

De voetbalbond gaat het damesteam van WSC volgen, omdat ze van de 18 wedstrijden geen enkele keer scoorden. Geen goede tijden. Het team kent alleen slechte tijden met 324 doelpunten tegen. 324. Maar het plezier van de voetballende vrouwen wordt er niet minder om. Dat kunnen we straks zelf aanschouwen. Zitten we van de Meerdijk tot aan Zanddonk met zijn allen gezellig voor de buis. Trots dat Waalwijk ook eens wordt opgemerkt. Dat we in het nieuws zijn. Dat er over ons wordt gepraat. Vraag je aan zo’n vaste kijker uit een uithoek van het land straks wat de Waalwijkse cultuur is, antwoordt ie: schoenen uit een 3D-printer en vrouwen die niet kunnen voetballen.

 

Liever zie ik dat het getal 324 over iets heel anders gaat. Niet over doelpunten, maar over mensen. Dat de gemeenteraad hard met de vuist op tafel slaat – tot rondvliegende houtsplinters aan toe – en zegt: we hebben plek voor 324 vluchtelingen hier in Waalwijk. Dát is pas scoren. Het klinkt al zoveel beter dan die schamele 43 vluchtelingen die sinds vanmiddag drie dagen in sporthal De Slagen verblijven voor noodopvang. Dan komen we niet in het nieuws omdat het zo gezellig is in Waalwijk of omdat de beste slager hier zijn vlees verkoopt, maar omdat we een soort tweede Nijmegen zijn dat misschien geen 3000 vluchtelingen op kan nemen, maar wel een tiende daarvan. Het grootste deel hiervan past in De Slagen. De rest kan in de oude Walewyc dat leegstaat. Burgemeester en wethouders, hoort u mij?

Waalwijk moet op de kaart komen, omdat we tolerant zijn. Ook dat is cultuur. Cultuur en beschaving gaan immers hand in hand, toch? En cultuur ontwikkelt zich door zich open te stellen voor de buitenwereld, het vreemde. We kunnen in Waalwijk op dat gebied nu een voorbeeld zijn voor andere gemeentes en dorpen. Omdat de bewoners hier wél weten wat een warm welkom is. Wél klaarstaan om de hulp te bieden die de mensen nodig hebben. Allemaal doen we iets. Dáár zouden ze een soap van moeten maken. Zet er maar camera’s op, zoveel mogelijk. Het schijnt dat vluchtelingen de tijd graag doorkomen met een potje voetbal. Misschien kunnen zij het damesteam van WSC dan leren hoe je doelpunten maakt. Dan voorspel ik dubbele winst.

Deze column las ik op vrijdag 25 september voor tijdens Club d’Hivers, een talkshow die laat zien wat er op cultureel en kunstzinnig gebied allemaal in De Langstraat te doen is. Club d’ Hivers wordt iedere laatste vrijdag van de maand in het Waalwijkse Atelier Winterdijk30b gehouden. Wees welkom! (Gratis!)

Roep om hulp

Wie helpt mij?
schreeuwde hij en er kwam geen antwoord.
Wie hoort mij?
stamelde hij en het bleef stil.

Buurvrouw rechts op haar werk,
buurman rechts eveneens.
Buurvrouw links te druk
met de zorg voor haar demente man.

Wie moet het doen,
als ik het zelf niet meer kan?
schreeuwde hij zijn straat,
zijn buurt, zijn stad in.

Het was de simpele roep om hulp
van een eenzame man,
die door gebreken
soms niet voor zichzelf zorgen kan.

Een helpende hand
is dichterbij dan je denkt,
hadden ze hem
op het gemeentehuis gezegd.

Maar waar dan?
Zijn kinderen wonen niet in de buurt.
Wat moet hij,
nu hij als gepensioneerde geen collega’s meer heeft?

Zijn stad,
die eens zo eensgezind was.
Toen de kruidenier zijn naam nog kende
en wist wat hij mankeerde.

Dezelfde kruidenier die zei:
“Ge mot naar d’n diejen van d’n diejen”
Voor hij het wist, had hij dan een verpleegster
of luisterend oor over de vloer.

Hij dacht terug aan het katholieke leven van toen.
De tijd waarin er geen duur woord
als ‘participatiesamenleving’ nodig was
om elkaar te helpen.

Hij zou er bijna elke zondagochtend weer
voor in de kerkbanken gaan zitten.
In de hoop dat er dan op de Heilige Heere na,
nog iemand is die hem ziet en hoort.

Daphne van Breemen