Soms zou ik willen dat ik terug kon naar vroeger. Even een uitstapje maken. Het heden laten voor wat het was. Terug het verleden in. Ik zou niet eens diep gaan graven. Nee, ik graaf maar een klein beetje het verleden in. Het verleden is geweest, wat toen was, heet nu vroeger. Wat klinkt dat serieus. Alsof er inmiddels honderd jaren in mijn leven verstreken zijn. Toch wil ik even terug naar die tijd van toen. Héél even maar. Echt maar heel even, gewoon omdat ik zo nieuwsgierig ben.
Ik ben er klaar voor en mijn reis naar ‘Vroeger’ kan beginnen. Ik wacht geduldig tot de graafmachine die me naar ‘Vroeger’ brengt – of nou ja, graaft – arriveert. Eindelijk is hij er en ik stap in. Na vijf minuten gegraven te hebben, hebben we de eerste bestemming bereikt: ’11 jaar’. Hier wilde ik graag even langs, want toen ik elf jaar was, verliet ik de basisschool voor de middelbare school. Een nieuwe fase brak aan. Geen klein meisje meer, maar een ‘echte grote meid’, zoals alle tantes en oma’s dat zo mooi tegen me zeiden. “Wacht maar, tot je straks ouder bent”, zeiden ze dan ook nog. Het was raar om de basisschool te verlaten. Na al die jaren, was je inmiddels zo gewend. Je hebt hier een onbezorgde tijd gehad. Geen huiswerk, geen verplichtingen en al het andere wat het voorgezet onderwijs af en toe o, zo vervelend maakt. Na school sprak je af met vriendinnetjes, speelde buiten en maakte plezier.
Wat was dit een mooie tijd, zeg. Blij dat ik hier even langs ben gegaan. Maar de tijd begint te dringen en ik stap mijn graafmachine weer in.
We hebben de volgende bestemming bereikt: ‘7 jaar’. Het was een koude dag in december. Een beetje net zo’n dag als vandaag, alleen lag er deze keer geen sneeuw en was het de zesde van de maand. Één dag na Sinterklaas dus. De Goedheiligman was alweer een dag het land uit. Reden genoeg dus, dacht ik, om eens uit te pluizen hoe het nou werkelijk zat. Want zeg nou zelf, zo’n aardige, oude man met al die cadeautjes en Pieten kon toch niet echt bestaan? Ik kon het niet geloven, toch hoopte ik stiekem dat hij wél bestond. Want zou anders volgend jaar alleen mijn broertje zijn schoen mogen zetten? Ik raapte al mijn moed bij elkaar en vroeg het mijn moeder. De Sint bestond niet, wat baalde ik. Maar bovenal was ik trots, ik deelde een heel groot geheim, dat was stoer! De meesten van mijn vriendjes en vriendinnetjes wisten nog niets van dit geheim af en ik wel. Zo, dat had ik toch mooi voor elkaar.
Tevreden stap ik mijn graafmachine weer in. Heerlijk om me te laten vervoeren naar ‘Vroeger’. Mijn reis zit er helaas al bijna op. We gaan al naar de laatste bestemming. Dat is even wat verder graven, maar het komt helemaal goed. Voor ik het weet zijn we gearriveerd. ‘2 jaar’, staat er met grote letters op het bordje langs de weg. Het was een mooie herfstdag en de zomer was nog niet helemaal weg, leek het wel. De zon deed zijn werk goed en liet alle bladeren aan de bomen schitteren. Misschien was dit een voorteken, er stond namelijk iets bijzonders te gebeuren. Daphne kreeg een broertje. ‘Sven’ heette het jongetje en ze was er apetrots op. Ze was de vrolijkste peuter op de wereld en iedereen mocht het weten: “We hebben een baby, hij heet ‘Spen’. Toch snapte ze er maar weinig van, want toen de kraamhulp na een week weer weg ging, merkte Daphne op: “Je bent wat vergeten!” De kraamhulp keek haar vragend aan en vroeg wat ze dan vergeten was, waarop Daphne verbaasd zei: “De baby!”
Lachend neem ik weer plaats in de graafmachine. Ik vind het genoeg geweest. Ik heb weer even genoten van mijn reisje naar het verleden. Ik kijk er naar uit weer lekker het heden in te gaan. Maar reken maar dat ik over een paar jaar weer een reisje naar het verleden maak, want ik wil wel weten of de dromen die ik nu heb werkelijkheid zijn geworden en ik deze nog een keer op mag zoeken met mijn graafmachine.