Fietsen is iets wat ik dagelijks doe. Naar de bus, naar de supermarkt, de stad, vrienden, noem het allemaal maar op. Niets bijzonders, zal je denken. Dat is ook zo. Maar toen ik een paar dagen geleden op weg was naar de stad en langs mijn oude basisschool reed, zag ik op het grasveld langs de weg toch wel een heel opvallend spandoek hangen. ‘Hier geen hondendrol, maar kinderlol’, stond er met dikke zwarte letters op. Kort maar krachtig. De boodschap was duidelijk. Op dat grasveld hoorden kinderen te spelen. Voetballen, tikkertje, verstoppertje; de welbekende kinderspelletjes. Buitenspelen, dat is wat kinderen moeten kunnen doen. Schijnbaar was dit op het bewuste grasveld niet meer mogelijk. Hondendrollen maakten het onmogelijk om met schone schoenzolen van het veld af te komen.
Dit zette mij aan het denken. Tegenwoordig zie je helemaal niet meer zo vaak kinderen buiten, die plezier maken en spelletjes spelen. Computers hebben het gewonnen van de straat. Kinderen zitten alleen nog maar binnen vastgeketend aan hun computer. MSN, Hyves, games en noem het allemaal maar op, zijn veel interessanter geworden dan het buitenspelen. Zonde, want buiten kun je zo veel leuke dingen doen. Maar waarom zou je naar buiten gaan om met je vriendjes en vriendinnetjes te spelen en te kletsen als je dit ook achter de computer kunt doen door middel van chatten? Hoezo tikkertje, verstoppertje, Tien tellen in de Rimboe en Spoorzoekertje? Je kunt op internet allerlei spellen spelen, die veel spannender zijn en ook nog eens een stuk gevaarlijker. Oorlog voeren, schieten met geweren, dat is toch stoer? Nee, voor het beleven van een avontuur hoeft een kind echt niet meer de buitenwereld in, dit kan heel gemakkelijk in een virtuele wereld.
Dat vind ik jammer. Buitenspelen hoort in mijn ogen in het Nederlandse straatbeeld. Het hoort vanzelfsprekend te zijn dat op straat kindergeluiden klinken en je naast het blaffen van een hond ook gegiechel en pret hoort van de kinderen uit de wijk. Ik weet nog dat ik vroeger altijd buiten speelde. Of het nu winter of zomer was, dat maakte voor ons niets uit. Als het sneeuwde, maakten we een sneeuwpop of hielden we een sneeuwballengevecht. Handschoenen aan, muts op, sjaal om en we waren er helemaal klaar voor. In de zomer, wanneer het ’s avonds lang licht bleef, waren we al helemaal vaak buiten te vinden. Alle kinderen uit de buurt verzamelden zich in de speeltuin. Hier werden allerlei spelletjes bedacht. Creatieve breinen waren er genoeg. Met de meisjes uit de buurt spraken we vaak af dat we de poppen meenamen. Als echte moedertjes in spé liepen we op straat met kinderwagens, kleertjes voor de poppen, luiers, dekentjes en flesjes. Overal werd aan gedacht. Iedereen zorgde voor wat te eten en het picknicken kon beginnen. Naast de speeltuin was een groot grasveld met twee doelen. Hier waren altijd voetballende jongens te vinden. Toen we wat ouder werden, organiseerden we heuse slagbaltoernooien. Fanatiek als we waren, deed ieder team zijn best om te winnen. Naast het feit dat we plezier maakten, waren we ook nog eens sportief bezig.
Alleen al daarom moeten kinderen de straat weer op. In plaats van dat al die volwassenen over het dikker worden van kinderen blijven klagen en zeuren, moeten ze hun kinderen naar buiten sturen. Buitenspelen is dus niet alleen goed voor de dagelijkse beweging van kinderen. Naast het feit dat ze sportief bezig zijn, zijn ze ook nog eens met andere kinderen in de weer. Ze moeten samenwerken, aan een ander denken en hebben plezier met elkaar. Op sociaal gebied worden ze hier ook alleen beter van. Twee vliegen in één klap dus. Beste ouders, stuur je kind de deur uit. Lieve kids, maak dat je wegkomt. Hup, de straat op! Mocht je in een hondendrol stappen, klop dan maar bij mij aan. Ik zal jullie schoenen wel ontdoen van die rotzooi, zolang jullie maar buitenspelen.