In de stille polder, tussen de bomen,
de weilanden en het vergeten groen,
ligt de Kapelsche Veer, te wachten op het pontje
een bootje of een wandelaar.
En zo is iedere dag hetzelfde,
op de ene keer een briesje of het blaffen van een hond na,
maar altijd het golven van het water
met drijvende herinneringen, die niet vergaan.
Vastgelegd op zwarte plaquettes,
omlijst met rood steen,
staan daar voor altijd de namen van de mannen,
die omkwamen bij de Strijd om de Kapelsche Veer.
Deze keer was de polder stiller dan anders,
het vergeten groen vervaagd onder een grauwe laag van mist,
een bootje voer niet, geen wandelaars in de buurt,
toen vandalen hun slag sloegen.
De slag om de Kapelsche Veer
werd de slag om de gedenkplaats,
die niet werd gewonnen door de daders,
maar door de woorden, die nooit vergaan.
Daphne van Breemen