Terug naar het fulltime schrijven

Mijn geliefde typemachine gebruik ik al een tijdje minder dan ik zou willen. Als mijn oma – die me haar oude typemachine jaren geleden gaf – op dat moment wist dat ik het ding ooit niet meer dagelijks aan zou raken, had ze me ‘m nooit gegeven.

De typemachine, die je overigens echt in mijn huis vindt en ook echt van oma was, is een metafoor voor mijn schrijven. Ik doe het minder dan ik wil. Sinds het voltooien van mijn master, twee jaar geleden, leek het me verstandig mijn carrièrepad uit te breiden met werkervaring buiten de journalistiek. Alles voor dat indrukwekkende CV!

Eerst schreef ik tijdens een traineeship voor een educatieve uitgeverij. Ruim een jaar geleden kwam ik terecht bij Museum Ons’ Lieve Heer op Solder in Amsterdam. Daar ging ik in een parttime functie (4 dagen per week) onderwijsmarketing en PR doen, zoals ik hier eerder schreef. Intussen is daar de functie projectleider (ad interim) bijgekomen. Heel leuk, zo’n uitgebreid CV: het bracht veel goede kansen, mooie ervaringen én nieuwe vaardigheden met zich mee. Maar de andere kant is dat ik veel minder aan schrijven toekom. Die ene vrije dag in de week is te weinig voor grote producties. En half werk wil ik niet leveren. Er is alleen nog ruimte voor kleine klussen. Zo schoof ik mijn typemachine grotendeels naar de achtergrond, onder het mom: fulltime schrijven komt vanzelf wel weer!

Dat moment breekt nu – een jaar later – al aan. Schrijven hoort bij mij en ik mis het. Aan alleen de kleinere klussen heb ik niet genoeg. Daarom is het tijd voor een omslag: per 1 oktober loopt mijn contract bij het museum af en dan stop ik daar. Ik ga weer terug naar dat wat ik het allerliefst doe: schrijven, (journalistieke) verhalen vertellen. Daarom zoek ik nu naar een nieuwe baan als redacteur, die ik eventueel kan combineren met freelancen. Een beter vooruitzicht is er niet!

Heb jij de ultieme baan, tip of opdracht voor me? Schroom niet en laat het me weten! Ik kijk ernaar uit.

Uitbreiding op mijn CV: de wereld van marketing en PR

Als typisch kind van de generatie Y wil ook ik mijn carrièrekansen altijd vergroten. Tijdens mijn studie journalistiek – alweer een paar jaar geleden – leek het me al logisch om me ooit te ontwikkelen op het gebied van marketing en PR. Schrijven kan ik, een verhaal vertellen ook en contacten en relaties onderhouden doe ik dagelijks: drie dingen die je moet kunnen voor marketing en PR. Bovenstaande probeerde ik te combineren met mijn fascinatie voor religie.

Zo kwam ik in april 2018 terecht bij Museum Ons’ Lieve Heer op Solder in Amsterdam, waar ik onderwijsmarketing ging doen. De plek zelf is veel minder suf dan de naam doet vermoeden: alsof we een religieuze evangeliserende instelling zijn. Nou nee, gelukkig niet. We waren eeuwen geleden een katholieke plek, maar nu zijn we al 130 jaar een museum dat het religieuze label overboord heeft gegooid. Aan de hand van een bijzondere, roze (!) huiskerk uit de Gouden Eeuw vertellen we onze bezoekers namelijk over tolerantie. Toen, én nu. Dat doen we bijvoorbeeld met moderne kunst in nieuwe, tijdelijke tentoonstellingen.

Nu is daar een nieuwe functie bijgekomen. Vanaf vandaag doe ik ook de PR in het museum. Ik schrijf persberichten, onderhoud contact met de media en denk na over hoe we dingen naar buiten brengen.

Je hoeft me maar een beetje te kennen om te weten hoe blij ik ben met deze uitbreiding op mijn cv. In deze nieuwe functie kan ik mijn liefde voor schrijven, media en religie verbinden en ik ben ook nog eens actief in de culturele wereld: win-win. Welkom in de wereld van marketing én PR!


Foto zolderkerk: Isabel Janssen, Outsider.i.

Interview: ‘Het debat zou moeten gaan over de economische zelfstandigheid van moslimvrouwen’

Religie, LHBTQAI+ en feminisme gaan prima samen, maar hoe ziet dat er dan uit? Een vraag waar momenteel veel over wordt gediscussieerd. In een nieuwe reeks op Nieuw Wij interviewen we verschillende opvallende mensen over dit thema. Vandaag een gesprek met Berna Toprak (1990), moslima en feminist. “Het debat zou nu juist moeten gaan over de economische zelfstandigheid van moslimvrouwen of het geweld tegen hen.”

Door Daphne van Breemen – verschenen op 18 september 2017 op NieuwWij.

Je noemt jezelf moslimfeminist. Wat houdt dat volgens jou in?

“Mijn moslimfeminisme en activisme zijn twee kanten die niet los van elkaar staan. Enerzijds gaat het om het doorbreken van het stereotiepe beeld van islamitische vrouwen: zij zouden weinig autonomie hebben en supertraditioneel zijn. Anderzijds wil ik de ogen van institutionele organisaties openen.
De meeste instituten – binnen de islam en bij andere religies – leunen op mannen. Zij zorgden voor de productie van kennis en hebben nog steeds de macht. Dit is van invloed op de manier waarop wij de islam en andere religies vandaag de dag betekenis geven. Het zijn vaak de mannen die voor de vrouwen bepalen hoe zij het geloof moeten beleven.”

Hoe verander je dat?

“Ik wil dat er vanuit het perspectief van de vrouw wordt gekeken: hoe geven vrouwen betekenis aan hun religiositeit? Religieuze vrouwen kunnen ook kennis overdragen. Mannen vragen zich af of een vrouw wel in staat is om religieuze teksten te interpreteren, zoals de Koran en de Hadith, de overleveringen over het leven van Mohammed. Maar als ik als vrouw alleen wijze lessen kan halen uit het leven van mannelijke profeten, dan houdt het snel op voor mij. Ik wil weten hoe islamitische vrouwen toen leefden, maar ook wat zij nu zeggen, daarvan wil ik leren.”

Wanneer werd je feminist en welke weg legde je daarvoor af?

“Ik denk dat ik een jaar of twaalf of dertien was. Ik zat in elk geval in de brugklas en ik droeg toen ook al een hoofddoek. Dit was vlak na de aanslagen van 11 september in New York, waardoor ik voortdurend vragen kreeg over de islam en de positie van vrouwen. Hiervoor moest ik me altijd verantwoorden.
In tegenstelling tot wat velen dachten, namelijk dat ik als hoofddoekdragende vrouw vast werd benadeeld in mijn identiteit, vond ik dat zelf niet per se het geval. Natuurlijk wist ik wel dat vrouwen niet hetzelfde werden behandeld, maar ik vond dat dit niet alleen iets islamitisch was of dat het alleen aan de hoofddoek lag. Door de denigrerende opmerkingen die ik op school kreeg ging ik me meer verdiepen in de islam en ook op zoek naar vrouwelijke rolmodellen. Zowel thuis als in de moskee voerde ik hier veel gesprekken over. Ik kon me verweren met voorbeelden van sterke vrouwen uit de islamitische geschiedenis.”

Zaten je ouders en familie wel op dat verweer te wachten?

“Ja, mijn ouders en ik zaten vaak op dezelfde lijn. Een mooi voorbeeld is dat mijn moeder wilde gaan studeren aan de PABO. Ze gaf les in de moskee en wilde dit graag op een pedagogisch goede manier doen en dus een certificaat halen. Haar broers, mijn ooms, vonden dit geen goed idee. Mijn moeder had drie kinderen en ze moest toch gewoon thuis bij hen blijven? Ze gaf al les, wat maakte dat diploma dan uit? Maar mijn vader en ik steunden mijn moeder juist in haar keuze.
De vrouwen van de Mohammed, Khadija en Aïsha, hebben allebei gestudeerd ten tijde van de profeet. Waarom zouden vrouwen dat nu niet kunnen dan? Mijn moeder heeft toen toch de PABO gedaan en het diploma gehaald. Tijdens die studie en haar stages kreeg ze wel steeds te maken met de vooroordelen over moslima’s. Maar mijn moeder weigerde zich te conformeren aan de hokjes die anderen haar voorhielden; ze gaf zelf vorm aan haar hokje. Hierdoor ervoer niet alleen mijn familie – maar ook de moskee waar zij lesgaf en de basisschool waar ze ging werken – hoeveel het oplevert als vrouwen een actieve rol spelen. Mijn moeder was een bruggenbouwer en een belangrijk rolmodel voor mij.”

Hoe draag jij je feminisme sindsdien uit?

“Ik doe mee aan debatten, panels en ik werk voor WOMEN Inc. Daarnaast heb ik workshops gegeven aan vooraanstaande leden van de Nederlands-Turkse gemeenschap over hoe om te gaan met geweld tegen islamitische LHBTQAI’ers in diezelfde gemeenschap. Tijdens deze workshops haalde ik samen met een imam verschillende Koranteksten aan, waaruit je kunt opmaken dat geweld tegen deze groep ongegrond is. De Koran spreekt zich immers duidelijk uit over het schenden van mensenrechten: dit is niet toegestaan. Schendt iemand een mensenrecht, dan staan daarop duidelijke straffen.
Ik spreek me dan ook altijd uit tegen deze en andere mensenrechtenschendingen. Wordt iemand onrecht aangedaan op basis van zijn seksualiteit, dan zeg ik daar iets van. Ook voer ik veel gesprekken met vrienden en familie en ik probeer altijd vragen van mensen te beantwoorden. Een veelgestelde vraag is bijvoorbeeld of feminisme en islam wel samengaan. Alleen al het stellen van die vraag reproduceert de aanname dat moslimvrouwen enkel slachtoffers zijn en dat vrouwenonderdrukking essentieel is aan de islam. Moslima’s zijn niet alleen hun religie.”

Vind je dat je namens een groep spreekt?

“Ik wil niet namens een hele groep moslimvrouwen spreken, maar vooral namens mezelf. En als ik naar de actualiteit kijk, dan denk ik dat het idee dat vrouwen meer dan hun religie zijn nog niet overal is doorgedrongen. Als het over de moslima gaat, dan is het bijna altijd in combinatie met haar kleding. Het gaat over de boerkini of de hoofddoek, maar dat is de keuzevrijheid van de vrouw. Ongelijkheid zit ‘m niet in een hoofddoek, vind ik. Het debat zou daarom niet over kleding moeten gaan, maar over dingen die er echt toe doen: de economische zelfstandigheid van moslimvrouwen bijvoorbeeld, of het geweld tegen hen. Die zaken vind ik veel belangrijker. Zo heeft het Meldpunt Islamofobie onlangs gemonitord dat negentig procent van de meldingen die zij kreeg afkomstig was van vrouwen, die in de meeste gevallen zichtbaar moslim zijn en een vorm van bedekking dragen.
Dus ik kan mijn hoofddoek wel afzetten, zodat ik niet meer te maken heb met geweld, maar dan heb ik als vrouw – los van mijn geloof – nog steeds te maken met zaken als ongelijke beloning of onbetaalde arbeid.”

Hoe ga je het beeld over moslima’s veranderen?

“Ik vind dat je religie onderdeel moet maken van de emancipatiestrijd. Zorg ervoor dat vrouwen meer macht krijgen in religieuze instituten. Waarom zijn er wel quota voor meer vrouwelijke hoogleraren op universiteiten en meer vrouwelijke bestuurders in het bedrijfsleven, maar niet voor het aantal vrouwelijke bestuurders in religieuze organisaties.
Naast werk en wetenschap is ook religie een onderdeel van het leven van vrouwen. Vrouwenorganisaties moeten zich hiermee bezighouden. Want in alle lagen van de samenleving vind je ongelijkheid tussen mannen en vrouwen. Het is leuk dat wat betreft die gelijkheid alles op je werk of op de universiteit dan goed is geregeld, maar dit moet ook in de kerk of de moskee het geval zijn.
Tevens moeten vrouwenorganisaties islamofobie serieus nemen. De rol van religie wordt vaak vergeten als het om feminisme in Nederland gaat. Er wordt vanuit een seculier gedachtegoed gekeken: religie zou een persoonlijke zaak zijn en geen invloed hebben. Maar dit is voor veel vrouwen niet waar. Religie is een groot onderdeel van hun leven.”

Kunnen echt alleen vrouwenorganisaties iets doen?

“Nee, de media zouden moslima’s vaker een podium moeten geven. Zij zijn ook onderdeel van deze maatschappij. Laat ze aan het woord over allerlei zaken. Zeker als het gaat over moslimvrouwen, want er wordt nog teveel óver hen gepraat in plaats van met hen. Als je een item over mode hebt bijvoorbeeld, interview dan eens een islamitische fashionista en vraag haar vervolgens naar haar kennis over het onderwerp in plaats van naar haar religieuze achtergrond. Of interview een moslima die heel goed taarten kan bakken en duizenden volgers op Instagram heeft als het om influencers gaat. Als moslimvrouwen aan het woord komen over hun kennis of hun dagelijks leven zien mensen zelf dat een moslima meer is dan een vrouw die in hun ogen wordt onderdrukt. Zo wordt dat verkeerde beeld hopelijk ontkracht.”

En de moslima’s zelf dan? Hebben zij niet ook een rol in het veranderen van de beeldvorming?

“Ik zou tegen hen willen zeggen: wees vooral niet te bang om jezelf te zijn en zichtbaar te zijn. Spreek je uit en laat van je horen. Ga met familie, vrienden en mensen daarbuiten het gesprek aan over jouw ervaringen, waar je tegenaan loopt of juist wat jou inspireert. Beantwoord vragen. Sociale media zijn een goede manier om op te vallen. Bijvoorbeeld door middel van Twitter, of in Facebookgroepen die over feminisme gaan.”

Wat is er tot slot nog meer belangrijk op het gebied van feminisme?

“Feminisme draait om de ervaringen van vrouwen. Religie en huidskleur zijn daar een onderdeel van, maar ook opleiding, leeftijd, afkomst en ga zo maar door. Ik kan nog honderd andere dingen opnoemen die bijdragen aan de ervaringen van vrouwen. Als we opkomen voor vrouwen moeten we dus voor álle vrouwen opkomen, niet alleen voor één groep, en daardoor andere groepen vergeten. Neem bijvoorbeeld degenen die met islamofobie te maken hebben. Vanwege hun hoofddoek zijn zij erg kwetsbaar en dus snel slachtoffer van islamofobie. Het is aan vrouwenbewegingen om dit te erkennen en hier iets mee te doen. Het gaat om de veiligheid en keuzevrijheid van alle vrouwen. Punt.”

Wie is Berna Toprak?

Berna Toprak (1990) werd geboren in Dordrecht en woont nu in Utrecht. Momenteel rondt ze de researchmaster Gender & Ethnicity aan de Universiteit Utrecht af. Daarnaast spreekt ze regelmatig over haar feminisme. Zo sprak ze eerder in De Balie over wat het presidentschap van Donald Trump met haar als moslimfeminist doet en onlangs nog was ze te horen tijdens De Staat van God in de Stadsschouwburg van Amsterdam. Toprak werkt bij WOMEN Inc. in Amsterdam.

Foto: Berna Toprak (eigen archief).