Wanneer ik mijn zaterdagmiddag
in bed met dichtbundels doorbreng,
ben jij er ook een beetje bij.
Dan is het net of de dichter zijn woorden
uit mijn hoofd gestolen heeft
en het niet zijn,
maar mijn stem is
die spreekt.
Over jou.
Van de muze en de liefde
Maar de liefde wat is dat dan?
Van hoe we een appel deelden
– ieder een hapje één voor één –
waardoor er een hartje in de vrucht ontstond.
Het is de eenvoud die de liefde maakt,
sprak jij.
De dichter die beweert
dat sommige dingen oneindig zijn.
Maar dat ben ik niet met hem eens:
als klein kind wist ik immers al
dat er ooit een einde zou komen
aan de onbezorgdheid van bloemenjurkjes
en vlechtjes in het haar.
Want de liefde is niet oneindig.
Alleen heel soms, wanneer de muze
haar bestemming gevonden heeft.
Jij bent mijn mannelijke muze.
Maar deze zaterdagmiddag ben je spoorloos.