Ze streek een pluk haar uit haar gezicht,
veegde een zweetdruppel weg en keek achterom.
Ze had iedereen achter zich gelaten en de baan leek leeg,
alsof er nooit een wedstrijd had plaatsgevonden.
Zij, de atlete die vroeger na zestig meter al uitgeput was.
Terwijl dat nu nog maar het begin is van een loop,
die vaak eindigt zoals ze het altijd voor zich zag,
toen ze dacht dat succes alleen een droom zou blijven.
Hij liep het podium af en keek nog een keer achterom.
De gordijnen waren al dicht, maar de mensen klapten nog steeds
harder dan hij ooit een applaus had gehoord.
De jongen danste vanavond alsof het toneel geen einde kende.
Zijn dansers volgden hem, zoals vogels in een v-vlucht vliegen.
Sierlijk en gelijk, geen vogel uit de formatie. Geen danser uit de maat.
Hij vertelde zijn verhaal met zijn lijf, elke beweging was een woord,
dat gesproken moest worden en door zijn publiek gehoord.
En de oudere vrouw, ook zij sprak iedere dag, maar dan met haar hart.
Om in het buurthuis de mensen de taal te leren en hen thuis te laten voelen in de stad.
Want taal begint voor haar niet met spreken, maar met een glimlach
of een bemoedigende hand op een schouder.
Een luisterend oor of een warme sjaal voor de kinderen,
de oudere vrouw had het allemaal. Dreigde het op te raken,
dan waren er de schouders en oren achter haar.
Samen spraken zij: wat begint met geven, eindigt uiteindelijk in woorden.
Daphne van Breemen