Er is geen stad zo eeuwig als mijn herinneringen aan Waalwijk.
Daar waar ik ben opgegroeid, waar ik dwaalde door de straten,
alsof de avond nooit zou vallen.
Op iedere plek een andere herinnering.
Steeds wanneer ik zo’n straat passeer, is het weer even zoals toen.
De Hooisteeg, waar ik in gedachten gesprekken voerde
met de arbeiders, zittend voor hun huizen.
Hoe ze ondertussen in de weer waren met leesten en zolen.
Het gekraak van de bedstee waarin de kleinsten zich nog een keer omdraaiden,
terwijl moeder het ontbijt maakte.
Waar ik diezelfde arbeiders later terugzag in het Schoenenmuseum.
Er is geen stad zo eeuwig als de herinneringen aan mijn eigen stad.
Hier wist ik als klein kind al de weg.
Naar mijn in Zanddonk gelegen basisschool.
Met het schoolplein, zo groot
dat je er bijna verdwalen kon.
Daar waar ik mijn vlechtjes inruilde voor lange lokken
en mijn tuinbroek voor een jurk.
De weg naar De Leest, waar ik achttien jaar geleden als vierjarig meisje
mijn eerste stappen in het theater zette.
Een gebouw dat toen met enige scepsis werd ontvangen,
terwijl ik binnen die muren leerde dat met kunst zoveel meer is te zeggen.
Het Halve Zolenpad naar Waspik, waar op een koude winterdag geen einde aan kwam.
Maar wat op een mooie lentedag niet lang genoeg kon duren,
met de bloemknoppen, het gefluit van vogels en het groen om me heen.
Alsof je de zomer tegemoet fietste,
als je maar lang genoeg op het zadel zat.
Hoe ieder seizoen steeds weer voorbijging
en er zo weer een jaar voorbij was.
Hoe ik met de jaargetijden mee veranderde,
ouder werd, maar Waalwijk mijn stad bleef.
Daphne van Breemen