De taal van de mensenrechten

Zij en ik, we zijn zo verschillend als appels en peren. Men zegt dat je die twee niet moet vergelijken, maar laat ik dat nu toch gewoon doen. Zij heeft blond haar, ik heb bruin haar. Zij werkt in de financiële wereld, ik sprokkel schrijf- en communicatieklussen bij elkaar en rond daarnaast mijn master in de religiewetenschappen af. Zij houdt van controle, ik ben impulsief. Zij is gelovig en leeft daarnaar. Ik geloof niet, in elk geval niet in een god. Wat we dan delen? Onze jarenlange vriendschap. Onze bewondering voor elkaar.Het is juist dat anders-zijn wat onze vriendschap zo mooi maakt. We leren van elkaar, laten elkaar op nieuwe manieren naar zaken kijken, omdat we in veel situaties simpelweg verschillend handelen. Nog mooier is het dat we elkaar regelmatig vertellen hoe leerzaam die tegenstellingen zijn en hoeveel waarde we hechten aan de vaak onverwachte adviezen die we de ander geven.

Het liefst zou ik niet alleen aan die vriendin, maar aan de hele wereld vertellen hoe we van elkaars anders-zijn kunnen leren. Noem me idealist. Maar het is toch o zo simpel dat we – juist met al die verschillen – ook zo hetzelfde zijn. We zijn allemaal mensen. Dus moeten we erkennen dat het niet erg is dat iedereen anders is. Want ondanks al die prachtige verschillen zijn we gelijk. Ik ben niet de enige die dat vind. De vriendin waarmee ik deze blog begon, zou het zo in de Bijbel aan kunnen wijzen. In Johannes 13:34 staat immers te lezen:

“Ik geef jullie een nieuw gebod: heb elkaar lief. Zoals ik jullie heb liefgehad, zo moeten jullie elkaar liefhebben.”

En de boeddhisten zullen zich baseren op het volgende gezegde van Boeddha:“Just as a mother protects her child with her own life, in a similar way we should extend an unlimited heart to all beings.”

Of, zoals de bekende socioloog Jürgen Habermas het zo treffend typeert in Religion and Rationality: Essays on Reason, God, and Modernity (2002):

“Notwithstanding their European origins, … in Asia, Africa, and South America, human rights now constitute the only language in which the opponents and victims of murderous regimes and civil wars can raise their voices against violence, repression, and persecution, against injuries to their human dignity.”

Habermas zegt hier dat de taal van de mensenrechten de morele lingua franca is geworden, vanwege haar wereldwijde moraal. Desondanks wordt die taal vandaag de dag steeds minder gesproken. Het Nederlandse kabinet is alleen maar rechtser geworden, vluchtelingen zijn voor velen een last, we moeten vooral zo hoog mogelijk opgeleid zijn en moslims moeten zich altijd maar verantwoorden. Een hand of een deken toereiken is niet meer vanzelfsprekend. Voor het erkennen van verschillen geldt hetzelfde. In plaats daarvan lijkt het veroordelen van het anders-zijn een makkelijke uitweg om onder bepaalde verantwoordelijkheden uit te komen, die van het opkomen en zorgen voor elkaar. Maar gelovig of niet, het is onze morele plicht naar de ander toe. Als mens. Als ‘die ander’. Voor de ander. Uit liefde en uit moraliteit.

Deze column verscheen eerder op forumc.nl, een instituut voor geloof, wetenschap en samenleving. Deze organisatie organiseerde op 6 februari in de Rode Hoed (Amsterdam) het debat Een kwestie van beschaving, waarin het publiek naar vijf pijlers voor de beschaving zocht. Eén daarvan was ‘erkenning van verschillen’, waarover deze column gaat.

Vier maal honderd

In vier seizoenen kan ik de aarde rond.
Reizend de zon achterna, naar bestemmingen waar misschien
eens per jaar regent valt en waar ik vergeet
hoe de stem van mijn baas ook alweer klinkt.

In vier seizoenen kan hij de aarde rond.
Drijvend op een bootje, naar bestemmingen die hij niet eens kent
maar waarvan hij de naam al zo vaak heeft gehoord.
Zijn buurman, zijn nichtje, zijn tante en oom zijn er al.

In vier seizoenen kan zij de aarde rond.
Voetje voor voetje weer een grens over, naar bestemmingen waar
zij liever nooit zou komen, omdat de ze de taal niet spreekt
en de geur van thuis daar niet bestaat.

In vier seizoenen gingen zij de aarde rond.
Kwamen zij elkaar tegen, op een bestemming die Waalwijk heet.
Zij telden de bedden in de tenten: vier maal honderd.
Zij vroegen hoe lang zij zouden blijven.

De mensen zeiden: niet lang, maar vier seizoenen.

Daphne van Breemen

Foto: Ed Kashi. Syrische vluchtelingen in het Domiz Kamp buiten Dohuk, Irak.

Winst

Ach, zo gezellig, dat kleine Waalwijk aan de Maas, met de Efteling om de hoek, de 80 van de Langstraat, dat ons kneuterige plaatsje het eerste weekend van deze maand weer op zijn kop zette, ’s lands beste slager zetelt hier en niemand minder dan minister Bussenmaker pronkt met schoenen uit onze SLEM-3D-printer. Hopelijk draait dat ding dankzij de onderwijsminister straks overuren. Alsof het niet gekker kan, krijgt ons gezellige Waalwijk nu ook nog een soap. Een echte soap. Van de KNVB. Die wordt uitgezonden.

De voetbalbond gaat het damesteam van WSC volgen, omdat ze van de 18 wedstrijden geen enkele keer scoorden. Geen goede tijden. Het team kent alleen slechte tijden met 324 doelpunten tegen. 324. Maar het plezier van de voetballende vrouwen wordt er niet minder om. Dat kunnen we straks zelf aanschouwen. Zitten we van de Meerdijk tot aan Zanddonk met zijn allen gezellig voor de buis. Trots dat Waalwijk ook eens wordt opgemerkt. Dat we in het nieuws zijn. Dat er over ons wordt gepraat. Vraag je aan zo’n vaste kijker uit een uithoek van het land straks wat de Waalwijkse cultuur is, antwoordt ie: schoenen uit een 3D-printer en vrouwen die niet kunnen voetballen.

 

Liever zie ik dat het getal 324 over iets heel anders gaat. Niet over doelpunten, maar over mensen. Dat de gemeenteraad hard met de vuist op tafel slaat – tot rondvliegende houtsplinters aan toe – en zegt: we hebben plek voor 324 vluchtelingen hier in Waalwijk. Dát is pas scoren. Het klinkt al zoveel beter dan die schamele 43 vluchtelingen die sinds vanmiddag drie dagen in sporthal De Slagen verblijven voor noodopvang. Dan komen we niet in het nieuws omdat het zo gezellig is in Waalwijk of omdat de beste slager hier zijn vlees verkoopt, maar omdat we een soort tweede Nijmegen zijn dat misschien geen 3000 vluchtelingen op kan nemen, maar wel een tiende daarvan. Het grootste deel hiervan past in De Slagen. De rest kan in de oude Walewyc dat leegstaat. Burgemeester en wethouders, hoort u mij?

Waalwijk moet op de kaart komen, omdat we tolerant zijn. Ook dat is cultuur. Cultuur en beschaving gaan immers hand in hand, toch? En cultuur ontwikkelt zich door zich open te stellen voor de buitenwereld, het vreemde. We kunnen in Waalwijk op dat gebied nu een voorbeeld zijn voor andere gemeentes en dorpen. Omdat de bewoners hier wél weten wat een warm welkom is. Wél klaarstaan om de hulp te bieden die de mensen nodig hebben. Allemaal doen we iets. Dáár zouden ze een soap van moeten maken. Zet er maar camera’s op, zoveel mogelijk. Het schijnt dat vluchtelingen de tijd graag doorkomen met een potje voetbal. Misschien kunnen zij het damesteam van WSC dan leren hoe je doelpunten maakt. Dan voorspel ik dubbele winst.

Deze column las ik op vrijdag 25 september voor tijdens Club d’Hivers, een talkshow die laat zien wat er op cultureel en kunstzinnig gebied allemaal in De Langstraat te doen is. Club d’ Hivers wordt iedere laatste vrijdag van de maand in het Waalwijkse Atelier Winterdijk30b gehouden. Wees welkom! (Gratis!)