Interview: ‘Veel gelovige LHBT’ers hebben angst voor verstoting uit hun gemeente’

Religie, LHBTQAI en feminisme gaan prima samen, maar hoe ziet dat er dan uit? Een vraag waar momenteel veel over wordt gediscussieerd. Nieuw Wij praat hierover met verschillende mensen in een serie interviews. Vandaag een gesprek met Stijn van der Woude (1993): christelijk, homoseksueel en predikant in opleiding. “In de kerk zoek ik de balans tussen vasthouden aan tradities en openstaan voor de moderne wereld, waarin LHBT’ers welkom zijn.”

Door Daphne van Breemen – verschenen op 24 november 2017 op NieuwWij.

Je rekent jezelf tot de LHBTQAI-gemeenschap, waarin plaats is voor iedereen die zichzelf niet per se tot heteroseksueel of tot een bepaalde gendervorm rekent. Jij identificeert je het meest met christelijke homo- en biseksuelen, lesbiennes en transgenders onder hen. Waarom?

“Ik ben zelf homoseksueel en christelijk. Daarom vind ik het interessant om mij vanuit persoonlijke ervaringen en een theologisch-pastorale interesse in te zetten voor deze doelgroep. Naar mijn idee is een belangrijke boodschap van mijn geloof: kom voor je medemens op! Aangezien ik zelf weet hoe lastig het kan zijn om je seksualiteit met je geloof te verenigen en wat voor problemen daarbij spelen, wil ik het beeld over christelijke LHBT’ers rechtzetten. Ik verdiepte me in deze doelgroep tijdens mijn stage bij LHBT-dominee Wielie Elhorst, die vorig jaar door de Protestantse Kerk in Nederland (PKN) officieel werd aangesteld als eerste Nederlandse dominee voor homo’s, lesbiennes, biseksuelen, transgenders en alles daartussenin. Een goede zet van de PKN! Ik voerde tijdens die stage veel pastorale gesprekken met de meestal gelovige LHBT’ers en ik schreef mee aan een handreiking voor pastorale zorg aan gelovige transgenders. Daarnaast zijn Wielie en ik bezig met een praktisch boek over hoe kerken ‘roze vieringen’ kunnen organiseren.”

Wat is je tijdens die stage het meest opgevallen?

“Ik ben in ieder geval één probleem tegengekomen waar veel (gelovige) LHBT’ers bang voor zijn of mee worstelen: angst voor verstoting uit hun gemeente en leefomgeving. Gelukkig worden veel LHBT’ers wel gewoon geaccepteerd, maar ik denk dat er ook veel LHBT’ers zijn die wel eens een situatie hebben meegemaakt waarin ze twijfelden over hoe open ze konden zijn over hun geaardheid. Zeker in kerkelijke gemeentes ligt veroordeling gewoon snel op de loer. Soms door onbegrip, soms ook door een bepaalde interpretatie van de Bijbel. Voor gelovige LHBT’ers komt daar hun relatie met God natuurlijk nog bij, waarin ze om moeten gaan met een grote, zeer moeilijke discussie. Er is dus continue spanning tussen henzelf, de buitenwereld en God.
Los daarvan heeft de hele LHBTQAI-gemeenschap te maken met maatschappelijke spanningen omtrent dit thema. Neem bijvoorbeeld de mensen die zeggen homo’s ‘niet erg’ te vinden, maar terloops wel opmerken dat ze ‘niet aan me moeten komen’. Er is dus een verschil tussen tolereren en accepteren, ook in ons ‘tolerante’ Nederland.”

Hoe zorg je ervoor dat deze christenen in het reine komen met zichzelf en de Bijbel?

“Veel christenen die met hun geaardheid worstelen hebben last van mensen die hen veroordelen door middel van een letterlijke interpretatie van de Bijbel. Ze verwijzen vaak naar Leviticus, waarin geschreven staat dat mannen niet het bed met mannen mogen delen, zoals ze dat met een vrouw doen. Ook het bekende verhaal in Genesis, over Sodom en Gomorra, wordt er vaak bijgehaald. De standaard interpretatie hiervan is dat het om homoseksuele excessen gaat. Máár… wie goed leest kan ook ontdekken dat Sodom en Gomorra tevens over verkrachting gaat. Waarom hoor je daar nooit iemand over? Waarom wordt verkrachting niet erger gevonden? Het is maar net met welke bril je wil kijken.
Je moet echter wel kritisch blijven. Als je de brontalen en verschillende Bijbelvertalingen bekijkt, zie je bijvoorbeeld veel verschillen en nuances, en is een verbod op homoseksualiteit niet per se logisch. In het gesprek met zowel tegenstanders van LHBT’ers als de LHBT’ers zelf, wijs ik hen hierop en probeer ik de dialoog gaande te houden. LHBT’ers willen vanuit hun geaardheid natuurlijk niet een lezing van de Bijbel hebben die hun gevoelens veroordeelt.”

Hoe ging dat bij jou persoonlijk?

“Ik heb zelf, zeker in het begin van mijn studie, ook veel onderzoek gedaan naar al die verschillende interpretaties. Voor mijzelf was het belangrijk dat ik mij tegenover God kon verantwoorden en dat is gelukkig gelukt. De Bijbel, en zeker alle passages die bepaalde geaardheden ‘veroordelen’, zijn alleen zo makkelijk op die manier te lezen als je dat wil. Ze staan in een hele specifieke culturele context, die niet zo makkelijk te vergelijken is met onze 21ste eeuwse situatie. Neem bijvoorbeeld Leviticus en Genesis, daarin wordt wel over seksueel contact gesproken, maar niet over een liefdesrelatie.”

Dus als seks plaatsvindt binnen een liefdesrelatie, dan mag het?

“Ja, ik vind dat je seksualiteit moet kunnen beleven als je dat wil. Alles wat tussen twee mensen in de setting van een liefdevolle relatie gebeurt, zal God denk ik niet verbieden. Daarbij is het natuurlijk wel van belang dat je je eigen grenzen bewaakt, want scharrelen zie ik hierbij als iets anders dan een daadwerkelijke liefdesrelatie. Alhoewel bij beide gevallen natuurlijk sprake kan zijn van liefde. Seksualiteit is nou eenmaal een groot deel van iemands identiteit. Of je deze nu praktiseert of niet.
Natuurlijk kun je zeggen dat ik met mijn roze bril op de Bijbel lees, maar we lezen allemaal door een specifieke bril. Mensen die vinden dat bepaalde geaardheden niet samengaan met de Bijbel, willen vaak niet toegeven dat er ook een andere interpretatie is. Als ze al met een bevooroordeelde bril op de Bijbel lezen, dan krijgen ze natuurlijk bevestiging dat het niet mag. Maar lees je met een roze bril, dan krijg je bevestiging dat het wel mag. Een definitieve en uniforme lezing is er daarom niet, maar een beetje liefde en begrip naar je medemens kunnen natuurlijk nooit kwaad.”

Nemen de mensen die LHBT’ers veroordelen zo’n nieuwe interpretatie dan ook mee in hun oordeel?

“Het is niet altijd aan mij om mensen te veranderen. Als iemand erbij blijft dat je het woord van God niet mag veranderen of van waarde mag ontdoen, dan zullen ze altijd weer uitkomen bij waar ze begonnen: het mag niet.”

Welke worsteling heb je zelf meegemaakt?

“Aan het eind van de basisschool realiseerde ik me: goh, ik kijk wel anders naar jongens dan naar meisjes. Rond mijn vijftiende of zestiende ben ik hiermee naar buiten gekomen. Dat ging gelukkig prima, hoewel het ook wel eens onwennig was. Mijn ouders accepteerden het gelukkig. Rond die tijd ontstond ook mijn interesse voor religie als fenomeen en later voor het christendom in het bijzonder. Uiteindelijk heb ik me op mijn achttiende laten dopen in de hervormde PKN-kerk in Almelo. Ik ben niet christelijk opgevoed, maar mijn ouders vonden de richting die ik op wilde gaan geen probleem. Ze vinden het ook heel leuk dat ik predikant wil worden. Het past erg goed bij mijn karakter, zeggen ze.”

In welke kerk zit je momenteel en voel je je daar thuis?

“Ik ga naar de Domkerk in Utrecht. Daar komen toevallig veel LHBT’ers naartoe. Maar dat is niet de enige reden waarom ik me in deze gemeente thuis voel. Ik vind met name de muziek en de liturgie, waar in de Domkerk veel aandacht voor is, erg mooi. Ik hoop dan ook dat als ik straks als gemeentepredikant aan de slag ga, dit in een kerk is met een pluriforme gemeenschap, waarin ook de balans is tussen het vasthouden aan tradities en de openheid voor de moderne wereld. LHBT’ers moeten zich daar gewoon welkom kunnen voelen.”

Zijn er naast de letterlijke Bijbelinterpretaties nog andere problemen waar je je tegen verzet?

“Er zijn verschillende vooroordelen die problematisch zijn. Zo hoor ik vaak dat homoseksuele mannen losbandig zijn. Een ander probleem is dat wanneer mensen over de gehele LHBTQAI-gemeenschap spreken dit heel vaak wordt gereduceerd tot homoseksuele mannen. Maar transgenders, bijvoorbeeld, maken ook onderdeel uit van deze groep. Die komen nu wel steeds meer onder de aandacht, maar worden vaak toch niet genoemd als het over dit onderwerp gaat. Tegelijkertijd heb ik soms ook moeite met de naam ‘LHBTQAI’. Aan de ene kant is het benoemen wel goed, omdat je daarmee de personen in een discussie wat duidelijker neerzet. Aan de andere kant plaats je mensen weer in een hokje en voor je gevoel soms ook wel ‘tegenover de heteroseksuele meerderheid’. De paradox is dat we het hokjesdenken willen doorbreken, maar met een eigen benaming maken we toch weer gebruik van een hokje.”

Wat is een beter alternatief?

“Ik ben heel blij met de term ‘cisgender’. Je bent cisgender als je jezelf identificeert met het lichaam waarin je geboren bent. Dit kan dus voor zowel hetero’s als LHBT’ers gelden. Zo zie ik mezelf ook: ik ben een homoseksuele man en ik voel me een man. Het voordeel van de term is denk ik dat het duidelijk wordt dat transgenders niet verschillen van wat ‘normaal’ is, maar dat het niet vanzelfsprekend is dat lichamelijk geslacht en gender samenvallen. Vergelijk het met homoseksuelen als afwijkend van de ‘heteroseksuele norm’. Je kunt natuurlijk zeggen: heteroseksualiteit is ook maar een geaardheid!”

Hoe kan het publieke debat volgens jou nog meer worden beïnvloed?

“Zelf probeer ik in de collegezaal en via Facebook de discussie te voeren en mensen bewust te maken. Al is dat, zeker via sociale media, wel lastig. Mensen reageren vaak met veel emotie op wat je zegt. Soms lijkt het wel eens dat ik tegen een muur sta te praten. Daarom zie ik ook een grote taak voor de politiek weggelegd. Juist de christelijke politici kunnen iets betekenen voor de kerk. Zij bereiken een groot deel van de christenen en kunnen zo de dialoog voeren. Maar ja, het opkomen voor LHBTQAI’ers ligt voor hen dan weer gevoelig. Een groot deel van hun achterban accepteert dat niet. Er is moed voor nodig. Andersom is echter ook het geval: de mensen in de kerk beïnvloeden eveneens de christelijke politici. Ook voor de individuele christen ligt er dus een taak.”

Wie is Stijn van der Woude?

Stijn van der Woude (1993) woont in Zeist. Hij studeert in Amsterdam waar hij de master Gemeentepredikant aan de Protestants Theologische Universiteit (PThU) volgt. Daarnaast rondt hij de master Spiritual Care aan de Vrije Universiteit in Amsterdam af. Hiervoor onderzoekt hij de meningsverschillen die er zijn op het gebied van liefde, vriendschap en seks(ualiteit) tussen homoseksuele, lesbische, biseksuele en heteroseksuele christenen. Eerder rondde hij zijn bachelor theologie aan de Universiteit Utrecht af. Via zijn studies, sociale media en via nevenactiviteiten zet Stijn zich in voor de rechten en acceptatie van LHBT’ers.

Foto Stijn: Stijn van der Woude (eigen archief).

Aan tafel met alle religies

Het moet iets zijn geweest als ‘zegen deze maaltijd’, maar dan in het Hebreeuws. Deze zegening sprak ik een week of twee geleden uit toen ik op uitnodiging van een joodse vriendin een sjabbatviering met bijbehorende maaltijd bijwoonde in een synagoge in Utrecht. Een paar dagen later had ik een werkoverleg bij ForumC, waar ik stageloop, met hieraan voorafgaand een lunch. Ook toen werden de broodjes zalm gezegend, nu door mijn christelijke collega’s. De rest van die week kwam ik aan tafel in mijn eigen huis niet verder dan ‘eet smakelijk’, saaie agnost die ik ben.

Het zette me aan het denken. Niet over een eigen zegening. Daar worden mijn culinaire kunsten vast niet ineens nog beter van. Wel over hoe mooi het is dat je in een week tijd van het ene geloof in het andere kunt vallen en ondertussen mag zeggen dat je zelf niet weet of die God – wie dat ook mag zijn – wel bestaat. Of kán bestaan. Het maakt ook niet uit. Hier in Nederland kennen we gelukkig vrijheid van (on)geloof, vastgelegd in het zesde artikel van onze Grondwet: Vrijheid van godsdienst en levensovertuiging.

“Ieder heeft het recht zijn godsdienst of levensovertuiging, individueel of in gemeenschap met anderen, vrij te belijden, behoudens ieders verantwoordelijkheid volgens de wet.”

Deze vrijheid hoort in mijn ogen bij beschaving. Het gaat om elkaar vrijlaten en elkaars overtuiging accepteren. Ook als iemand geen overtuiging heeft. Een wet die we pas sinds 1983 in zijn huidige vorm kennen: toen werd het processieverbod voor de katholieke kerk ook boven de rivieren afgeschaft. Deze afschaffing kwam er veel te laat, zou je het mij of de bekende Nederlandse Verlichtingsfilosoof Spinoza vragen. In 1670 pleitte hij in zijn Theologisch-Politiek Traktaat immers al voor de volledige vrijheid van meningsuiting en godsdienstvrijheid. Want, zo was zijn idee, religieuze groeperingen vertonen anders onredelijk gedrag, omdat hun fanatieke dogma’s indruisen tegen de redelijke wetten van de staat. En dat kan niet, vond Spinoza, aangezien het onderscheid tussen de menselijke wet en de goddelijke wet slechts schijn is.

Zijn Engelse tijdgenoot John Locke, ook filosoof, schreef in zijn Brief over tolerantie uit 1689 dat geloof door geen enkele overheid en kerk kan worden afgedwongen en dat iedereen dus de vrijheid heeft zelf zijn kerk te kiezen.

“Deze verdeeldheid [in kerken] nu waarborgt eenieder de vrijheid om in die kerk te treden die hij zelf verkiest. (…) De kerk moet al zijn volgelingen herinneren aan de plichten van vrede en welwillendheid tegenover alle mensen. (…) Zij heeft de plicht om ze aan te sporen tot liefde, zachtmoedigheid en tolerantie.”

En toch, wanneer ik aan tafel zou zitten met Spinoza en Locke, zouden we nog voor het dessert in een hevige discussie belanden over die verdraagzaamheid. Want hoe komt het dat vrijheid van religie momenteel voor veel mensen een probleem is? Neem Wilders die met zijn partij zelfs een hele religie wil verbannen. Wil Locke mij überhaupt wel te woord staan? Volgens hem zou ik, als iemand die geen religie aanhangt, een bedreiging zijn voor het publieke belang. Wie geen angst voor het hiernamaals heeft, predikt Locke, zal zich alleen aan de door het volk gekozen regels houden als hem dit goed uitkomt. Op die manier schijn ik de politieke orde te ondermijnen.

Een staatsbedreiging, zo had ik mezelf nog niet eerder gezien. Liever zit ik dan ook aan tafel met de protestantse dominee die ik laatst sprak over tolerantie en moslims in Nederland. De islam heeft dezelfde wortels, zei hij, verwijzend naar Abraham, Mozes en Jezus. Maar ook de herkomst ligt net als het christendom in het Midden-Oosten. Dit maakt beide religies verwant. Hij voegde eraan toe dat het christendom eeuwen nodig had om in West-Europa te landen. De dominee begreep dan ook niet dat veel mensen verwachten dat moslims vaak al binnen één of twee generaties in Nederland aarden. Dat kan niet en daar moeten we volgens hem rekening mee houden. Want, zo sloot hij zijn betoog af, het christendom heeft onze cultuur mee gevormd, maar dat geeft het christendom slechts een voorsprong. Zeker geen voorrang.

Precies. Graag nodig ik dan ook mijn joodse vriendin, mijn christelijke collega’s en iedereen – met welke overtuiging dan ook – uit om met ons mee te eten. Omdat je de maaltijd niet vaak genoeg op verschillende manieren kan zegenen. Omdat ook verdraagzaamheid door de maag gaat.

Deze column verscheen eerder op forumc.nl, een instituut voor geloof, wetenschap en samenleving. Deze organisatie organiseerde op 6 februari in de Rode Hoed het debat ‘Een kwestie van beschaving’, waarin het publiek naar vijf pijlers voor de beschaving zoch. Dat ging ze gemakkelijk af. Het werden er zelfs acht. Eén daarvan was Vrijheid van (on)geloof, waarover deze column gaat.