Van de muze en de liefde

Wanneer ik mijn zaterdagmiddag
in bed met dichtbundels doorbreng,
ben jij er ook een beetje bij.

Dan is het net of de dichter zijn woorden
uit mijn hoofd gestolen heeft
en het niet zijn,
maar mijn stem is
die spreekt.
Over jou.

Van de muze en de liefde
Maar de liefde wat is dat dan?
Van hoe we een appel deelden
– ieder een hapje één voor één –
waardoor er een hartje in de vrucht ontstond.
Het is de eenvoud die de liefde maakt,
sprak jij.

De dichter die beweert
dat sommige dingen oneindig zijn.
Maar dat ben ik niet met hem eens:
als klein kind wist ik immers al
dat er ooit een einde zou komen
aan de onbezorgdheid van bloemenjurkjes
en vlechtjes in het haar.

Want de liefde is niet oneindig.
Alleen heel soms, wanneer de muze
haar bestemming gevonden heeft.
Jij bent mijn mannelijke muze.
Maar deze zaterdagmiddag ben je spoorloos.

Vrijwilligerswerk met een gouden randje

Het broertje van een vriendin van mij is een erg leuke oprechte jongen. En gehandicapt. Dat maakt hem tot wie hij is: lief en bijzonder. Hij is achttien, de leeftijd waarop je zou zeggen: oud genoeg om zelf wat extra geld te verdienen. Maar om aan een zakcentje te komen, moet je werken. Het mooie is: de jongen werkt bij de plaatselijke supermarkt in het dorp waar hij woont. Eind goed, al goed. Zou je denken. Maar zo makkelijk is het helaas niet.

Want die paar dagen in de week vakken vullen doet hij voor niets. Loonstrookjes zijn hem onbekend. Terwijl de andere vakkenvullers van zijn leeftijd wel betaald krijgen. Jongens en meisjes die hetzelfde werk doen, maar nooit de stempel ‘lichamelijk beperkt’ op zich geplakt hebben gekregen. Want het broertje van mijn vriendin is echt niet gek. Hij gedraagt zich alleen wat jonger dan hij werkelijk is. Maar voor vakken vullen, klanten helpen en een praatje met ze maken, deinst hij niet terug. De klanten kennen hem en hij kent de klanten. Mensen die, nadat ze door hem zijn geholpen, vaak met een lach de winkel verlaten. “Jongeman, kun jij misschien bij dat pak koekjes daar bovenaan?” Hij draait zich om van zijn werk. Er verschijnt een ondeugende lach op zijn gezicht en hij antwoordt: “Ja hoor mevrouw, dat kan ik wel!”, waarna hij zich weer omdraait en rustig verder gaat met zijn werk. Perplex kijkt de vrouw hem aan en dan barsten ze allebei tegelijk in lachen uit.

De jongen, inmiddels ervaren vakkenvuller, zou ook gewoon betaald moeten worden, maar dat kan niet. Hij zou graag werken om zijn brandstof voor zijn Puch te kunnen betalen, maar brandstof is geen zorg en die heeft hij wel nodig. Om niet gekort te worden op die zorg (persoonsgebonden budget), werkt hij daarom zonder loon. Want wanneer hij wel betaald werk zou doen, zouden zijn ouders minder pgb van de overheid krijgen. Maar zo simpel is het niet. Iemand die een paar uur in de week kan werken, heeft niet opeens minder zorg nodig. Dus gaat de jongen vrolijk en van niets wetend door met zijn werk. Vrijwilligerswerk met een extra gouden randje.

Deze column is tevens verschenen op http://www.stichtingmeo.nl.