Bindmiddel

“Het is de illusie die ons kwelt”, zei je. Er was niet eens een kleine aarzeling in je stem te horen. “De illusie dat alles volgens een vast stramien moet gaan”, vervolgde jij je zin. Ik antwoordde niet. Ik keek je aan. Ik bestudeerde je gezicht. Op je voorhoofd waren nog wat kleine zweetdruppeltjes te zien. Je haar zat wild, maar dat maakte je nog stoerder dan je al was. Je nam een slok van je rode wijn. We dronken altijd rode wijn na de seks. Een gewoonte die we ons vanaf het begin dat we elkaar zagen aangeleerd hadden.

Het was donker in de kamer. Er brandden alleen wat kaarsen die jouw gelaatstrekken verlichtten. De gordijnen waren half dicht. Een strook licht van de lantaarnpaal in de straat viel neer op de kleren die over de grond verspreid lagen. Jij wilde verder praten, maar ik legde mijn vinger op je lippen. Ik wist wat je ging zeggen en ik zei dat je het vooral niet moest zeggen. Ik wilde het niet horen. Niet uit jouw mond. Ik geef de touwtjes niet graag uit handen. Tot ik verliefd ben, dan binden de touwtjes zich als een strik om mijn hart. Mijn hart is dan niet langer meer van mij, maar een cadeautje bestemd voor de man die de touwtjes heel langzaam steeds een beetje losser weet te krijgen.

Je was er nog niet aan toe. Niet nu. “Misschien straks.” Het klonk niet veelbelovend. Ik wilde horen dat we het in ieder geval konden proberen en dat we dan wel verder zouden zien. Wat ‘verder’ was, dat wist ik eigenlijk niet. Niets liever wilde ik dat ik alles kon invullen met de juiste woorden. Woorden waarmee ik je kon overtuigen. Ergens wist ik dat je gelijk had en dat we niet op deze manier door konden gaan. Maar niets is moeilijker dan een einde maken aan iets moois. Dat iets tastbaars daarna alleen nog maar een herinnering is, wilde ik voorkomen. Het einde stelde ik graag nog even uit.

Je zweeg. Je had alles gezegd. Je schonk jezelf nog een vol glas wijn in, alsof alles dan ineens zoveel makkelijker werd. Ik wilde voor de laatste keer mijn hoofd op jouw borst leggen. Jij sloeg een arm om mij heen, waardoor je wijn knoeide. We keken naar de kringen die zich in de witte lakens vormden. Wat overbleef na deze avond, was voor altijd zichtbaar in mijn bed. Mijn kussen en haren roken naar jou. Die typische geur die me altijd naar jouw lichaam deed verlangen. Ik zag hoe de afdrukken van jouw kussen op mijn borsten bijna verbleekten bij de vlekken van de rode wijn. Er bleef steeds minder van ons over.

Terwijl ik langzaam de laatste slok dronk, bedacht ik me dat rode wijn geen bindmiddel is.