De wereld door de ogen van een kind

Met het roze emmertje in haar hand liep ze de vele trappen af van de flat waarin ze woonde. Het was een mooie dag. Ze hield van de zomer en ze hoefde niet naar school. De zon scheen op haar armen, haar vlechtjes wapperden in de wind. Het zomerbriesje dat er waaide, deed haar jurkje opbollen. Ze voelde zichzelf net zo mooi als de ballerina die ze op haar slaapkamer had staan. Ze lachte en begon te huppelen.

Eenmaal aangekomen bij de grote parkeerplaats die voor de flat lag, ging ze voorzichtig zitten. Ze zette het emmertje neer en haalde er het gele stoepkrijt uit. IJverig en vol overgave begon het meisje met het inkleuren van de zon. Een grote ronde cirkel en lange zonnestralen die heel ver reikten. Daarna waren met het blauwe en witte krijt de wolken aan de beurt. Trots keek ze naar de heldere lucht die ondertussen ontstaan was. Van regen hield ze niet. Het leek wel of de mensen dan iets treurigs hadden, alsof iedereen met de regen mee huilde. Haar lucht bestond alleen maar uit witte wolkjes en heel veel zon.

In de lucht vlogen vogels fladderend en tsjilpend rond. Net als het meisje leken ze van deze dag te genieten. Ze haalde alle kleurtjes uit het emmertje. Roze, rood, oranje, groen en paars. Haar tekening moest vrolijk worden, met alle kleuren van de regenboog. Ze tekende vlinders en bloemen, kwispelende hondjes en een grote speeltuin.

Van al het tekenen en kleuren kreeg ze het wel warm. Het meisje besloot even in de schaduw te gaan zitten en daarna weer verder gaan. Terwijl ze naar haar tekening keek, dacht ze aan de dingen die ze in boekjes gelezen had en waarover opa zo mooi kon vertellen. Ruzies, pesterijen, oorlog, pijn. Ze werd er verdrietig van. Ze snapte niet dat mensen elkaar niet aardig konden vinden of elkaar uitlachten. Iedereen is toch even aardig, dacht ze bij zichzelf. Dat bracht haar op een idee.

Snel ging ze verder met haar tekening. Ze tekende witte mensen, bruine mensen, gele mensen en oranje mensen. Alle mensen stonden hand in hand en iedereen op haar tekening was even mooi en even aardig. Niemand keek verdrietig of boos, ze lachten allemaal. Na een tijdje was ze klaar. Ze deed een paar stapjes achteruit en keek stralend naar de kleurrijke tekening die bijna de hele parkeerplaats bedekte.

Ze keek omhoog naar de flat. Misschien zat haar mama wel op het balkon, dan kon ze haar tekening zien. Maar niet alleen haar moeder zat op het balkon, vele mensen waren op hun balkon gaan staan en keken over de rand naar beneden naar de tekening van het meisje. Velen kregen als vanzelf een lach op hun gezicht, sommige mensen raakten ontroerd en weer een ander dacht terug aan vroeger. Ze zagen een nieuwe wereld, de wereld zoals hij eigenlijk zou moeten zijn, door de ogen van het meisje.

Portret van een vrouw

Al van jongs af aan fascineert de Tweede Wereldoorlog mij op de een of andere manier heel erg. Ik keek graag naar films die hier over gingen of las mooie boeken. Omdat ik zoveel van persoonlijke verhalen houd, heb ik er zelf een geschreven. Het gaat over een vrouw, die op haar sterfbed terugkijkt op haar leven.

Het was alsof haar ogen dansten op de zwoele muziek, waarvan zij vroeger zo genoot. Beelden doemden zich in haar op. Heel langzaam gingen haar ogen open. Er was licht een twinkeling in te zien, veroorzaakt door het geluid van de dansende beelden op de zwoele muziek in haar hoofd.
Haar oude, smalle handen gleden over de dekens. Zo goed als het ging, legde ze haar hand op haar borst. Daar onder haar borst lag haar hart, dat gevuld was met tal van herinneringen. Zacht voelde ze haar hart kloppen. Haar blik viel op de gouden ring die zij om haar rechter ringvinger droeg. Het diamant glinsterde in het zonlicht dat de kamer vulde. Met haar andere hand streelde ze het diamant. Ze dacht terug aan de zomer van 1945.

De oorlog was nu drie maanden voorbij, maar voor haar niet. Voor haar leefde de oorlog nog diep van binnen voort, alsof er nooit een einde aan zou komen. Het was begin augustus, een zwoele zomeravond. De vrede die de bloemen en de natuur uitstraalden, maakte haar rustig. Ze was gelukkig op dat moment, ondanks het verdriet dat ze met zich meedroeg. Ze liep over de weiden langs de velden naar het beekje, dat uitmondde in een klein meer. David, haar geliefde, was er al. Hij zag haar en liep stralend op haar af. Ze keek naar zijn haren die wapperden door het briesje dat er waaide. Zijn haren, waar ze al zo vaak met haar handen doorheen gewreven had. David nam haar in zijn armen, kuste haar lippen en nam haar toen bij de hand. “Mijn liefste, sprak hij, “Wil je mijn vrouw worden en mijn hand nooit meer loslaten?” In zijn hand had hij een doosje. Hij opende het doosje en een prachtige, dieppaarse diamant kwam tevoorschijn.

Zestig jaar waren zij en David getrouwd. Ze keek weer naar haar ring. Hier lag ze dan alleen in haar bed. In haar land, in haar Israël. Drie jaar geleden overleed David aan zijn ouderdom. Het leven was genoeg geweest, hij kon niet meer. Nu naderde ook haar einde. Ze was vierentachtig jaar en ernstig ziek en verzwakt. Zware longontsteking volgens de artsen. Ze koesterde de herinneringen die maar voor haar ogen bleven dansen. Ze dacht terug aan gisteren, toen haar zoon met zijn vrouw en hun dochter bij haar op bezoek waren. Waarschijnlijk voor de laatste keer, zei haar gevoel. Ze was moe en zwak, het was mooi geweest. Gisteren was voor haar het definitieve afscheid. Haar zoon had gehuild en haar voorhoofd gekust. Ze was trots op Peter. Haar zoon deed haar altijd denken aan haar eigen vader. Wat is het jammer, dacht ze, dat hij zijn grootvader nooit heeft gekend. Zijn grootouders waren tijdens de oorlog in een concentratiekamp vermoord. Nooit vergeet ze meer het moment dat ze van haar eigen ouders gescheiden werd.

Ze liep aan haar moeders hand en hield haar stevig vast. Zo goed als het kon, begeleidde ze haar over de weg. Papa liep aan de andere kant. Ze had het erg koud. Het was winter en het sneeuwde onophoudelijk. Ze hadden met alle andere gezinnen, mannen en vrouwen al een flink stuk gelopen. Ze maakte zich zorgen om mama. Haar moeder had reuma en kon niet zo ver lopen, ze was uitgeput. Ze bleef maar naar haar moeder kijken, tot ze plotseling werd opgeschrikt door een harde schelle stem, die riep: “Mannen naar links, vrouwen naar rechts en kinderen tot dertien jaar naar het midden, schnell bitte!” Schoten klonken en een groot rumoer barstte los. Ze wist dat zij en haar moeder nu naar rechts moesten en haar vader naar links, de andere kant op. Haar vader kuste haar, streek haar over het haar en zei: “Mijn lieve grote dochter, pas goed op jezelf en op mama. Bid iedere dag tot God en alles komt goed. Weet dat ik dicht in je buurt ben. We zien elkaar snel.” Hij veegde een traan van zijn wang en draaide zich toen om. Huilend bleef ze naar de donkere silhouet van haar vader staren, dat sterk afstak, tegen de witte sneeuw. Ze werd geconfronteerd met het contrast tussen leven en dood. Tot haar grote spijt heeft ze haar ouders nooit meer teruggezien.

Ze denkt nog vaak terug aan hen. De gedachten aan haar ouders zijn alleen maar sterker geworden sinds Davids dood. Haar vaders advies volgt ze nog altijd trouw op. Iedere dag bidt ze tot God. Ze voelt aan het kruisje dat om haar nek hangt. Ze weet dat als ze dood is, God haar bij haar ouders en David zal brengen. Ze wil niets liever, ze is er klaar voor. Dan sluit ze haar ogen en laat zich gaan. Langzaam zakt ze weg en de dansende beelden doemen zich weer op. Zacht blaast ze haar laatste adem uit.

Haar naam was Sara Katz.

Te oud? Echt niet!

Met carnaval – in februari dus – ontmoette ik een leuke jongen. Alleen zijn leeftijd zat niet helemaal mee, maar dat maakte me eigenlijk weinig uit. Het ging toch helemaal niet om leeftijd?! Helaas dachten veel mensen daar anders over en daarom schreef ik er toen deze column over.

 Afgelopen carnaval liep ik een leuke jongen tegen het lijf. ‘Jongen?!’ hoor ik sommigen van mijn vriendinnen nu in koor roepen. ‘Een man zul je bedoelen, Daphne!’ Ja, ja, oké… Hij is geen zeventien, zoals ik ben. Ook geen achttien, negentien of twintig. Nee, dat allemaal niet. Hé, maar ho eens even! Hij is ook niet in de dertig, hoor. Wat dan wel, vraag jij jezelf nu af. Zesentwintig, dat is zijn leeftijd, zesentwintig lentes jong.

Twee weken geleden zag ik hem dus in de kroeg in Breda. Natuurlijk wist ik wel dat hij wat ouder was dan ik, maar so what? Leeftijd speelt geen rol, vond ik toen en dat vind ik nu nog steeds. Kom op zeg, het is maar een getal. Hoewel ik natuurlijk wel vind dat er grenzen zijn. Een man van in de dertig? Nee, bedankt. Of een man van vijftig die het doet met een vrouw van dertig, dat snap ik ook niet helemaal. Maar goed, een verschil van acht á negen jaar moet kunnen.

De jongen en ik deden gewoon de dingen die iedereen doet met carnaval: we kletsten, lachten, dronken, hadden het naar onze zin en dansten, wat tja, natuurlijk over ging in zoenen. Helaas werden we al snel gestoord door zijn leuke vrienden, die het nodig vonden eens even mijn leeftijd te checken. Daar had je het al. Ze hoorden van mijn leeftijd en lachend vroegen ze me het hemd van het lijf. Zijn vrienden waren niet de enigen die het niet helemaal begrepen. Vriendin A. wierp al een aantal keren een vragende blik naar me en de grote vraagtekens in haar ogen waren duidelijk zichtbaar. Niks aan de hand, het is maar carnaval, dacht ik en ik richtte me weer tot de jongen.

Zo stonden we een uur lang in de kroeg en vriendin A. moest zich zien te vermaken met de vrienden van mijn crush, die ze veel te oud vond en daarom niets van hun aandacht moest hebben. Na een uur had ze het dan ook wel weer gehad en besloot ze dat we nu toch echt gingen eten. Snel wisselden de jongen en ik onze nummers uit.

En dat was dan het avontuur met de zesentwintigjarige jongen, vermoed je nu, maar dat is niet zo. Het liep toch even anders. Afgelopen zaterdag hadden we afgesproken in de kroeg in Breda. Niet dezelfde als die met carnaval, maar een gezellig kroegje waar je kon zitten en rustig wat kon drinken. We kletsten en lachten wat af. Van het leeftijdsverschil was helemaal niets te merken. Leeftijd speelt dus geen rol, want ondanks dat ik zeventien ben en hij zesentwintig, was het meer dan een geslaagde avond.

En ach, ze zeggen niet voor niets altijd: “Op een oude fiets moet je het leren!”

Vragen zonder antwoord

We vragen ons allemaal wel eens dingen af. Waarom gebeuren dingen zonder reden? Waarom gaat alles zoals het gaat? Vaak hebben we er geen antwoord op, hoe graag we ook zouden willen.

Waarom? Deze vraag blijft steeds maar weer in mijn hoofd rondspoken. Als een vlieg boven een glas limonade. Uiteindelijk besluit de vlieg na verschillende overpeinzingen en pogingen tóch de gok te wagen en het glas in te vliegen. Zo is het ook met de vraag in mijn hoofd.

Ik heb besloten dat ik het antwoord nu toch echt ga vinden, want ik wil het weten. Misschien zal het me veel moeite kosten, maar dat is het meer dan waard. Want straks zal ik het antwoord op mijn vraag weten. Net als de vlieg, die na verschillende pogingen de zoete limonade kan proeven. En als hij dan met zijn pootjes heel voorzichtig door de limonade gaat en het suiker zich laat smaken, is hij meer dan tevreden. Missie geslaagd.

Er zijn een heleboel vragen waar ik stiekem wel het antwoord op weet. Waarom heeft de prins op het witte paard nog steeds niet voor mijn deur gestaan? Omdat ik te kieskeurig ben en van de vrijheid wil genieten. Als het serieus dreigt te worden, kap ik het af. Waaromverpestte ik op de middelbare school mijn wiskunde zo vaak? Omdat ik te weinig sommen oefende. Met alleen maar theorie leren, kom je er niet. Waarom is de bom, die vorige week op mijn kamer ontploft is nog steeds niet ontruimd? Omdat ik daar te lui voor ben.

Maar dan de belangrijke, moeilijke vragen. Waarom is er oorlog? Waarom kunnen mensen niet gewoon in vrede met elkaar leven? Al die haat, ik begrijp het niet. Respect, het enige wat we nodig hebben en er zou eigenlijk overal vrede moeten zijn. Helaas is dat niet zo. Door oorlogen gaan er zoveel onschuldige mensen dood. Waarom? En waarom gaan er ook in landen waar geen oorlog is, zoveel mensen dood? Zoveel kinderen ook. Een ziekte, een ongeluk, geweld. Het is niet eerlijk. Waarom zijn er zoveel mensen die niet kunnen genieten van het leven? Waarom zijn zij ongelukkig? Waarom kunnen wij er niet altijd voor zorgen dat ze het leven weer gaan waarderen? Zoveel vragen, maar zo weinig antwoorden. Wisten we ze maar, dan zouden veel dingen een stuk duidelijker zijn.

Laat ik dan maar meteen gaan beginnen met mijn missie. Wanneer ik de antwoorden gevonden heb, maar ze bevallen me niet, geef ik de moed niet op en zoek ik gewoon weer verder. Want wanneer de vlieg er achterkomt dat er in het glas helemaal geen limonade zit, maar rode verf, vliegt hij zo weer weg en gaat op zoek naar iets anders. Iets wat wel aan zijn eisen voldoet, iets wat lekker zoet is. Dat zal ik ook blijven doen met het vinden van de antwoorden op mijn vragen.

Mijn korte reisje

Soms zou ik willen dat ik terug kon naar vroeger. Even een uitstapje maken. Het heden laten voor wat het was. Terug het verleden in. Ik zou niet eens diep gaan graven. Nee, ik graaf maar een klein beetje het verleden in. Het verleden is geweest, wat toen was, heet nu vroeger. Wat klinkt dat serieus. Alsof er inmiddels honderd jaren in mijn leven verstreken zijn. Toch wil ik even terug naar die tijd van toen. Héél even maar. Echt maar heel even, gewoon omdat ik zo nieuwsgierig ben.

Ik ben er klaar voor en mijn reis naar ‘Vroeger’ kan beginnen. Ik wacht geduldig tot de graafmachine die me naar ‘Vroeger’ brengt – of nou ja, graaft – arriveert. Eindelijk is hij er en ik stap in. Na vijf minuten gegraven te hebben, hebben we de eerste bestemming bereikt: ’11 jaar’. Hier wilde ik graag even langs, want toen ik elf jaar was, verliet ik de basisschool voor de middelbare school. Een nieuwe fase brak aan. Geen klein meisje meer, maar een ‘echte grote meid’, zoals alle tantes en oma’s dat zo mooi tegen me zeiden. “Wacht maar, tot je straks ouder bent”, zeiden ze dan ook nog. Het was raar om de basisschool te verlaten. Na al die jaren, was je inmiddels zo gewend. Je hebt hier een onbezorgde tijd gehad. Geen huiswerk, geen verplichtingen en al het andere wat het voorgezet onderwijs af en toe o, zo vervelend maakt. Na school sprak je af met vriendinnetjes, speelde buiten en maakte plezier.
Wat was dit een mooie tijd, zeg. Blij dat ik hier even langs ben gegaan. Maar de tijd begint te dringen en ik stap mijn graafmachine weer in.

We hebben de volgende bestemming bereikt: ‘7 jaar’. Het was een koude dag in december. Een beetje net zo’n dag als vandaag, alleen lag er deze keer geen sneeuw en was het de zesde van de maand. Één dag na Sinterklaas dus. De Goedheiligman was alweer een dag het land uit. Reden genoeg dus, dacht ik, om eens uit te pluizen hoe het nou werkelijk zat. Want zeg nou zelf, zo’n aardige, oude man met al die cadeautjes en Pieten kon toch niet echt bestaan? Ik kon het niet geloven, toch hoopte ik stiekem dat hij wél bestond. Want zou anders volgend jaar alleen mijn broertje zijn schoen mogen zetten? Ik raapte al mijn moed bij elkaar en vroeg het mijn moeder. De Sint bestond niet, wat baalde ik. Maar bovenal was ik trots, ik deelde een heel groot geheim, dat was stoer! De meesten van mijn vriendjes en vriendinnetjes wisten nog niets van dit geheim af en ik wel. Zo, dat had ik toch mooi voor elkaar.

Tevreden stap ik mijn graafmachine weer in. Heerlijk om me te laten vervoeren naar ‘Vroeger’. Mijn reis zit er helaas al bijna op. We gaan al naar de laatste bestemming. Dat is even wat verder graven, maar het komt helemaal goed. Voor ik het weet zijn we gearriveerd. ‘2 jaar’, staat er met grote letters op het bordje langs de weg. Het was een mooie herfstdag en de zomer was nog niet helemaal weg, leek het wel. De zon deed zijn werk goed en liet alle bladeren aan de bomen schitteren. Misschien was dit een voorteken, er stond namelijk iets bijzonders te gebeuren. Daphne kreeg een broertje. ‘Sven’ heette het jongetje en ze was er apetrots op. Ze was de vrolijkste peuter op de wereld en iedereen mocht het weten: “We hebben een baby, hij heet ‘Spen’. Toch snapte ze er maar weinig van, want toen de kraamhulp na een week weer weg ging, merkte Daphne op: “Je bent wat vergeten!” De kraamhulp keek haar vragend aan en vroeg wat ze dan vergeten was, waarop Daphne verbaasd zei: “De baby!”

Lachend neem ik weer plaats in de graafmachine. Ik vind het genoeg geweest. Ik heb weer even genoten van mijn reisje naar het verleden. Ik kijk er naar uit weer lekker het heden in te gaan. Maar reken maar dat ik over een paar jaar weer een reisje naar het verleden maak, want ik wil wel weten of de dromen die ik nu heb werkelijkheid zijn geworden en ik deze nog een keer op mag zoeken met mijn graafmachine.

Echte schoonheid zit van binnen

De media en het schoonheidsideaal, een discussie waar je uren over door kan gaan. Wie is er schuldig, wie niet? Waarom proberen zoveel mensen aan het zogenaamd heersende schoonheidsideaal te voldoen met alle gevolgen van dien? Ik vind dat je jezelf moet zijn, dan ben je veel mooier en je komt er veel verder mee.

Met twee cupmaten groter, vollere lippen, een schaamlipcorrectie en een strakkere kont loopt de net achttienjarige Chelsey de praktijk voor plastische chirurgie uit. Chelsey is een platinablonde dame met altijd felrood gelakte nagels en een piepklein hondje in een panterprint tasje, gemaakt van écht pantervel. Hoe kan het ook anders met een vader die zo rijk is. Chelsey wilde graag nog mooier zijn dan alle vrouwen en meisjes die ze kende. Ze wilde ook graag nog meer jongens in haar bed, vandaar die schaamlipcorrectie en een borstvergroting van cup B naar cup D. Haar billen mochten ook wel wat strakker, soms flubberden ze een beetje, had ze het idee. Haar lippen waren niet zo vol als die van Angelina Jolie, die heeft ze dus ook maar op laten spuiten. Nu ik toch bezig ben, kan ik het maar beter goed doen, dacht ze bij zichzelf. Waarom ook niet? Pappie wilde graag dat zijn kleine meisje gelukkig was, daar liet hij het geld wel voor rollen. Diep in zijn hart hoopte hij dat zijn Chelsey, zijn bloedeigen dochter, ooit nog eens beroemd zou worden om haar schoonheid. Hier had hij alles voor over, Chelsey ook. Ze schreef zich in voor de missverkiezing.

Chelsey snapte niks van haar tweelingzus, Meggie, die heel anders was dan zij. Meggie is niet platinablond, ze heeft nog steeds haar eigen haarkleur. Ze koopt haar kleren gewoon bij H&M en Zara, heeft genoeg aan mascara, studeert HBO Verpleging en werkt in de supermarkt om zo haar eigen geld te verdienen. Chelsey kon zich niet voorstellen hoe haar zus het uithield om oude, verrimpelde mensen te wassen en uren achter een kassa te zitten. Zoiets was aan haar niet besteed, laat staan dat ze er ook maar over nadacht. Liever dacht ze aan de laatste nieuwtjes op mode- en beautygebied. De band tussen Chelsey en Meggie was niet goed, slecht zelfs. Ze schaamden zich voor elkaar. Meggie vond haar zus een ‘neppe, op schoonheid- en geldbeluste slet’. Ze kijkt alleen maar naar uiterlijk, geld en mannen. Oppervlakkiger kon het niet. Haar zus had voor niemand respect, of nou ja, voor één iemand misschien en dat was ze zelf. Chelsey had haar woordje over zus Meggie ook wel klaar. Ze vond haar een ‘simpele, burgerlijke trut’.

Een maand later had Chelsey de finale van de missverkiezing bereikt. Ze was bloedfanatiek en vastberaden het mooiste meisje van Nederland te worden en daarmee uitgeroepen te worden tot ‘Meest sexy vrouw’. Die titel wilde ze maar al te graag. Daarom ging ze over lijken. Ze at alleen nog maar sla en appels, zo mocht geen grammetje aankomen, want dan was ze te dik, vond ze. Hele middagen was Chelsey in de sportschool te vinden. Meggie keek de schoonheidsfascinatie van haar zus met leden ogen aan en vond het meer dan vreselijk om mee te moeten naar de finale van de missverkiezing. Ze hoopte vurig dat Chelsey niet zou winnen en daardoor tot inkeer zou komen. Meggie keek vol afschuw naar het ‘neppe showtje’ dat men ‘missverkiezing’ noemt.

Tijdens de missverkiezing had Chelsey haar zinnen gezet op die mooie jongen in het publiek. Ze lachte naar hem, sjanste, flirtte, liep hem op haar mooist voorbij en gooide al haar charmes in de strijd en dat zijn er nogal wat, vond ze zelf. Maar helaas, het hielp niet. De jongen reageerde nergens op en negeerde haar volkomen. Dit had Chelsey nog nooit meegemaakt. Ze was nog nooit afgewezen, toch gebeurde dat nu echt. Ze was niet meer te genieten en daardoor ging alles verkeerd tijdens de finale. Daarbij kwam nog eens dat ze vandaag pas één blaadje sla gegeten had en duizelig was van de honger. Het was dan ook niet verrassend dat ze tweede werd en niet uitgeroepen was tot ‘Miss Nederland – Meest sexy vrouw’.

Toen ze na de finale naar haar vader toe wilde gaan om hem haar verontschuldigen voor deze mislukking van een tweede plek aan te bieden, zag ze Meggie druk in gesprek met de mooie jongen uit het publiek. Chelsey ving wat flarden op van het gesprek: “Jij bent tenminste niet zo dun! O, je studeert verpleging, wat goed en wat een mooi beroep!” Chelsey versnelde haar pas en hoorde nu de jongen tegen haar zus zeggen: “Ik hield je al de hele dag in de gaten. Je keek al net zo verveeld en geërgerd naar deze neppe poespas als ik. Ik vind jou véél mooier dan al deze Paris Hiltons bij elkaar. Zin om een keer met mij mee uit te gaan? Je lijkt me een erg aardig en lief meisje.” Met een volmondige “Ja, lijkt me leuk!” gaf Meggie hem antwoord.

Echte schoonheid zit van binnen, niet van buiten. Mensen die zichzelf durven te zijn en niet aan de zogenaamd geldende regels en idealen willen voldoen, zijn ‘echt’. Dus ben jezelf en trek je niets aan van de mening van anderen. Pas dan ben je op je mooist. Straal dit uit en de mensen zullen deze schoonheid van je overnemen, dát is nog eens een mooi ideaal! Doen jullie mee?

Brief aan Mister Dreamboy

Met brieven schrijven kun je zo veel bereiken. Helaas ligt dat met het schrijven van virituele brieven toch nog even wat anders. Toch heb ik de moeite genomen mijn zogenaamde ‘Mr. Dreamboy’ een persoonlijke brief te schrijven, nadat ik hem een paar maanden geleden iedere week in de sportschool zag.

Hi lieve Mister Dreamboy,

Ik weet niet of ik je met die naam aan mag spreken, maar ik doe het toch. Want een droomjongen, dat ben je. Maar ik wil ook best ‘Mister Perfect’ zeggen, helemaal geen probleem! Jij kent me niet en ik ken jou ook niet. Ik heb je alleen nog maar gezien, jij mij ook. Misschien dat ik je nog wel eens een keer zie, maar dat is de vraag. Ik weet niet zoveel van je, alleen dat je onweerstaanbaar bent, vraag het Vriendin R. maar. Ik weet ook dat je iedere maandag zo rond de klok van drie uur in de sportschool te vinden bent. Die twee keer dat ik daar rond dezelfde tijd was, heb ik je gezien. Je begrijpt dat ik bijna niet meer kon stoppen met naar je te kijken, maar vind je het gek? Vast niet.

Je weet zelf ook dat je er goed uitziet, maar daar doe je dan ook alles aan. Niet voor niets train je iedere maandag je spieren en blokjesbuik in de sportschool. Dit doe je vol overgave en wanneer je witte, strakke shirt dan stiekem een beetje omhoog kruipt en ik een stukje van je gebruinde rug kan zien, zou ik het helemaal geen probleem vinden om je te helpen en je shirt weer voor je om laag te trekken. Ik bedoel hier niks mee hoor, ik dacht: ik zeg het even… Nu ik je toch schrijf, kan ik maar beter eerlijk zijn. Goed voor je ego, ondanks dat je daar waarschijnlijk al genoeg van hebt.

Verder vraag ik me af wat je nog meer in de sportschool doet. Zweet je erg? Je mag best mijn handdoek even lenen. Maak je gebruik van de apparaten waar je muziek op kan luisteren of tv op kan kijken? Want dan mag je best mijn oortjes lenen, hoor. En o ja, douche je in de kleedkamer of doe je dat thuis? Ik neem aan op de sportschool, omdat jij maar al te graag met je goddelijke lichaam pronkt. Ik vraag me ook af wat je drinkt, als ik je in je spijkerbroek met blouse en daarover je donkerblauwe jas en niet te vergeten je prachtige, bruine leren schoenen en je haren achterover gemodelleerd uit de kleedkamer zie lopen naar de lounge. Drink je gewoon water of koffie misschien? Je mag best een drankje met me drinken, vind ik echt niet erg. Dat je dit liever in de kroeg doet, snap ik best.

Zoals je wel uit deze brief op kan maken, ben je dus de jongen uit mijn dromen, je bent perfect. Dat wist je al lang, maar ik benadruk het toch maar even. Ik heb wel weer genoeg gezegd voor vandaag, het woord is nu aan jou. Maar één ding: laat Vriendin R. er niet achter komen dat wij schrijven, want dan wordt ze jaloers!

Hopelijk tot volgende week maandag (15.00 uur) en natuurlijk tot schrijfs!

Liefs,
Daphne

Over vandaag en morgen

De titel zegt genoeg.

Als iemand mij zou vragen wat mijn levensmotto is, dan weet ik niet wat ik zou zeggen. ‘Een dag niet gelachen, is een dag niet geleefd’, vind ik zelf een hele goede, aangezien je van iedere dag een feestje moet maken. Het zou zomaar je laatste dag kunnen zijn, dus geniet ervan en haal eruit wat erin zit. Helaas is dit niet altijd even realistisch. Als je om je heen kijkt en je ogen richt op de dingen die in de wereld gebeuren, is het leven zo’n groot feest nog niet. Iedere dag gaan er veel mensen en kinderen ten onrechte dood, dat kan ik niet ‘feestvierend’ langs me heen laten gaan.

‘Leer van gister, leef vandaag, maar droom van morgen’, vind ik dan ook een veel beter motto. Het verleden moet je achter je laten. Met de dingen die gebeurd zijn, heb je gebroken. Je hebt ze niet meer nodig, want het is nu eenmaal gebeurd en je kunt de tijd niet meer terugdraaien. Je hebt wel van de dingen uit het verleden geleerd en kunt er mee verder. Door de wijsheden van gisteren, ben je vandaag een beetje wijzer geworden. Deze wijsheden hebben je gemaakt tot wie je nu bent. Je leeft vandaag om de dromen van morgen waar te kunnen maken.

Het pad dat je in je hoofd hebt uitgestippeld, is nog lang, heel lang. Er zijn nog zoveel dingen die je wilt gaan doen en ooit een keer meegemaakt wilt hebben. Je wilt ook nog van alles bereiken. Door al die ideeën en plannen heb je in je hoofd geprend staan hoe je dit gaat aanpakken en verwezenlijken.
“Als je jouw diploma voor het voortgezet onderwijs op zak hebt, ga je vier jaar studeren en ondertussen op kamers wonen, daarna je rijbewijs halen, vrijwilligerswerk in Afrika doen en dingen van de wereld zien. Terug in Nederland ga je werken. Intussen heb je de prins op het witte paard tegen het lijf gelopen, ga je trouwen, huisje, boompje, beestje en daarna weer werken.” Zo, het ideale leven zit in je hoofd en het komt er voorlopig niet meer uit. Maar dat je studie uiteindelijk niets blijkt te zijn, is geen optie. Een jaar reizen is toch wel erg lang. Auto rijden blijkt duurder dan je dacht. En o ja, die prins op het witte paard is zo gemakkelijk nog niet gevonden. Wie weet, het zal allemaal best meevallen, denk je bij jezelf. In je hoofd droom je weer lekker verder, want je wil nog zó veel, eigenlijk teveel.

Toch ga ik al mijn dromen waarmaken, omdat ik het wil. En als ik écht iets wil, dan kan ik het ook. Wanneer de dingen niet helemaal gaan, zoals ik van tevoren bedacht had, dan loop ik mijn levenspad wel met een omweg en een paar blokkeringen tussendoor. Maar ik blijf lopen, want er is altijd een brug die je over de blokkering heen helpt. Uiteindelijk zal ik het eindpunt van mijn pad bereiken en zijn mijn dromen waargemaakt. Zolang je blijft geloven in wat je vandaag doet, komt morgen vanzelf.

I gotta feeling…

Voor het eerst alleen op vakantie, geweldig was dat. Ik herinner het me nog als de dag van gister, ondanks dat we weer bijna een jaar verder zijn. Ik ging samen met een vriendin naar Spanje. Die twee weken dat we daar waren, hebben we volop genoten van onze tijd daar. Nadat we weer terug waren in Nederland, wilde ik na een maand zo graag terug, dat ik er deze column over schreef.

I gotta feeling dat ik terug wil naar Calella. En wel nu! Gewoon nu. Niet meer en niet minder. Dat er een vliegtuig voor mijn neus staat, waar ik zo in kan stappen en dat me naar de Spaanse zon brengt. Of een bus, want dat is zo verkeerd ook nog niet. Het liefst geen ‘Solmar bus’, maar een ‘GOGO bus’, eentje vol met feestende jongeren. Je weet wel: zo één met alleen maar jeugd, die Spanje onveilig gaan maken en het bier al in hun handbagage hebben zitten. Let the party begin!

Maar helaas zit ik nu gewoon thuis in het rustige Waalwijk, niet bepaald ’the place to be’ en moet ik zo gaan werken, dat is wel even wat anders dan op het strand liggen. Vanmorgen met mams gewinkeld: een winterjas en laarzen (!!!) gekocht. Zo, die zomer kan ik dus wel uit mijn hoofd zetten.

’s Avonds wordt het al vroeger donker en school is inmiddels weer in volle gang. Bergen huiswerk en het profielwerkstuk voor de boeg, leuk is anders. Voor we het weten staat oktober voor de deur en is de herfst echt begonnen. De blaadjes liggen tenslotte nu al overal op de grond. Maar ik moet toegeven: de herfst kan ook leuk zijn. ’s Avonds lekker met een kop warme chocomel met slagroom en de kaarsjes aan voor de televisie zitten, is best gezellig en het heeft wel wat.

Helaas vind ik het ultieme zomergevoel veel meer hebben en laat ik daar nu net last van hebben. Iedere keer wanneer ik het liedje I gotta feeling hoor, denk ik terug aan de avonden en nachten waarop we aan het dansen en feesten waren in de discotheken van Calella. Dit nummer werd daar namelijk plat gedraaid. Niet zo vreemd dus, dat ik iedere keer wanneer ik dit nummer hoor aan Calella herinnerd word.

Er zit niets anders op – hoe graag ik het ook zou willen – dat ik nu terug naar Calella kan. De Spaanse zon zal mijn vervelde huid voorlopig niet opnieuw bruinen. Ach, wie weet moet ik maar gewoon een zelfbruiner kopen en mijn ogen sluiten en aan Calella denken. Voor ik het weet, hoor ik dan de zee in mijn oren ruisen, lig ik op het strand te genieten van de heerlijke Sangria en voel ik de zon op mijn huid branden. Wat kan dromen toch heerlijk zijn!